ECLI:NL:RVS:2012:BV1195

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106292/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen eigen bijdrage schoolvervoer door gemeente Lingewaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal, waarbij aan hem een eigen bijdrage van €500,00 in rekening is gebracht voor het schoolvervoer van zijn kinderen voor het schooljaar 2009/2010. Het college had eerder, op 30 juli 2009, dit besluit genomen, en na een ongegrond verklaard bezwaar op 14 september 2010, heeft de rechtbank Arnhem op 26 april 2011 de uitspraak van het college bevestigd. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 7 juni 2011 bij de Raad van State is ingekomen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 januari 2011, waarbij zowel de appellant als een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De Raad overweegt dat het college de eigen bijdrage terecht heeft opgelegd, in overeenstemming met het gevoerde beleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die het college zouden dwingen om van dit beleid af te wijken. De appellant betoogt dat hij zijn kinderen niet zelf naar school kan brengen en dat de wijziging van het beleid hem en zijn kinderen benadeelt. Echter, de Raad van State oordeelt dat de eigen bijdrage niet onredelijk is en dat de bekendmaking van de afbouwregeling op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk bevestigt de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 januari 2012.

Uitspraak

201106292/1/H2.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Spijk, gemeente Lingewaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 april 2011 in zaak nr. 10/3749 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2009 heeft het college aan [appellant] een eigen bijdrage van €500,00 in rekening gebracht voor het schoolvervoer van zijn kinderen gedurende het schooljaar 2009/2010.
Bij besluit van 14 september 2010 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2011, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door H.E. Jansen, werkzaam in dienst van de gemeente Lingewaal, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: Wpo) verstrekt het college aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het overig bepaalde in dit artikel.
Ingevolge het zevende lid voorziet de regeling in een overeenkomstig de derde volzin van deze bepaling berekende financiële bijdrage van de ouders, ingeval toepassing wordt gegeven aan het tiende lid.
Ingevolge het tiende lid kan de regeling bepalen dat de gemeente het vervoer verzorgt of doet verzorgen, in plaats van bekostiging in geld te geven.
Bij besluit van 11 september 2008 heeft de gemeenteraad de Verordening leerlingenvervoer gemeente Lingewaal (hierna: de Verordening) vastgesteld.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening, zoals deze ten tijde van belang luidde, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs bezoekt per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer dan €22.050,- bedraagt, wanneer het college, in plaats van bekostiging in geld toe te kennen, het vervoer zelf verzorgt, dan wel doet verzorgen.
Op 9 december 2008 heeft het college besloten dat in de schooljaren 2009/2010, 2010/2011 en 2011/2012 van het door de gemeente georganiseerde busvervoer gebruik kan worden gemaakt tegen betaling van €250,00 kind per jaar, ongeacht het aantal dagen dat van het busvervoer gebruik wordt gemaakt. Het busvervoer stopt met ingang van het schooljaar 2012/2013, aldus dat besluit (hierna: de afbouwregeling).
2.2. De uitspraak van de rechtbank is op 26 april 2011 verzonden. De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde ingevolge artikel 6:7, gelezen in verbinding met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op 8 juni 2011. Het hoger beroepschrift is op 7 juni 2011 ontvangen, zodat het college niet kan worden gevolgd in het betoog dat het daarbij ingestelde hoger beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.3. Het college heeft het door [appellant] tegen het besluit van 30 juli 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, omdat er volgens hem geen feiten of omstandigheden zijn die het ertoe nopen om van de afbouwregeling af te wijken. De rechtbank heeft overwogen dat het college de eigen bijdrage terecht heeft opgelegd, nu die in overeenstemming is met het gevoerde beleid om zodanige bijdrage te heffen en van bijzondere feiten of omstandigheden, in verband waarmee het college van het gevoerde beleid had moeten afwijken, niet is gebleken.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat hij zijn kinderen, afgaande op raads- en collegebesluiten uit de jaren 1990-2000 en een toezegging door een ambtenaar van de gemeente Lingewaal, op basisschool de Rietput heeft geplaatst. Door de plotselinge wijziging van het gevoerde beleid moeten de kinderen halverwege hun basisschooltijd van school wisselen, nu hij hen niet zelf naar kan school brengen en van school kan halen. Daarnaast heeft zij miskend dat de afbouwregeling niet op de in artikel 3:42 Awb voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
2.4.1. Het besluit van 30 juli 2009 strekt slechts tot het in rekening brengen van een eigen bijdrage. Het strekt er niet toe dat het leerlingenvervoer wordt beëindigd. Uitgangspunt van artikel 23, tweede lid, van de Verordening is dat van ouders een eigen bijdrage wordt gevraagd. Het college is voorheen ten gunste van de ouders van die bepaling afgeweken, vanwege de opheffing van de dependance van de openbare school de Rietput in Spijk.
Aan de raads- en collegebesluiten heeft [appellant] niet de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen dat zijn kinderen steeds gratis naar en van de openbare basisschool de Rietput vervoerd zouden blijven worden. Van een toezegging van die strekking door of namens het college is niet gebleken, zoals [appellant] ter zitting ook heeft erkend. De door hem in dit verband aangehaalde correspondentie is meer dan 10 jaar oud en houdt niet meer in dan dat het leerlingenvervoer ten aanzien van leerlingen die de basisschool op dat moment bezoeken op enigerlei wijze gewaarborgd zal zijn.
2.4.2. Ook het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat [appellant] niet in eigen vervoer kan voorzien en de belangen van zijn kinderen niet bij de totstandkoming van het door hem in beroep bestreden besluit betrokken zijn faalt, reeds omdat dat besluit slechts tot het opleggen van een eigen bijdrage strekt. De rechtbank heeft de stelling dat hij de eigen bijdrage niet kan dragen terecht niet aannemelijk gemaakt geacht, te minder nu het mogelijk is in termijnen te betalen. Voor zover [appellant] ter zitting heeft betoogd dat de hoogte van het bedrag onredelijk hoog is, faalt dat betoog, reeds omdat hij het niet nader heeft toegelicht.
2.4.3. Het betoog van [appellant] dat de bekendmaking van de afbouwregeling niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden slaagt evenmin. Het college kon de eigen bijdrage opleggen krachtens artikel 23, tweede lid, van de Verordening. Aan de gestelde niet-bekendmaking van de afbouwregeling heeft de rechtbank daarom terecht niet de betekenis gehecht die [appellant] daaraan toegekend wilde zien.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012
362-729.