ECLI:NL:RVS:2012:BV1214

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000829/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "Woningen Buitengebied deel 3" vastgesteld door de raad van de gemeente Westland

Op 24 november 2009 heeft de raad van de gemeente Westland het bestemmingsplan "Woningen Buitengebied deel 3" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben meerdere appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten, die voornamelijk inwoners van de gemeente Westland zijn, betogen dat hun percelen ten onrechte niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen. De Raad van State heeft de zaak op 31 oktober 2011 behandeld. De appellanten hebben hun beroepen onderbouwd met argumenten over de ontvankelijkheid van hun beroepen en de inhoud van het bestemmingsplan. De raad heeft in zijn verweerschrift betwist dat de appellanten ontvankelijk zijn, met name omdat niet alle appellanten tijdig zienswijzen hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De Raad van State heeft geoordeeld dat het beroep van appellant sub 1 niet-ontvankelijk is, omdat deze geen zienswijze heeft ingediend. Voor de overige appellanten heeft de Raad van State geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn, omdat de raad niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het vaststellen van de plangrens. De Raad van State heeft het besluit van de raad van de gemeente Westland vernietigd voor de percelen die niet in het plan zijn opgenomen en heeft bepaald dat aan twee gedeelten van het perceel van appellant sub 8 de bestemming "Wonen" moet worden toegekend. De Raad van State heeft de raad van de gemeente Westland veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

201000829/1/R1.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Maasdijk, gemeente Westland,
2. [appellant sub 2], wonend te Poeldijk, gemeente Westland,
3. [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Monster, gemeente Westland,
4. [appellant sub 4 A] en [appellant sub 4 B], wonend te Poeldijk, gemeente Westland,
5. [appellant sub 5 A] en [appellante sub 5 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), wonend te Monster, gemeente Westland,
6. [appellant sub 6], wonend te Monster, gemeente Westland,
7. [appellant sub 7], wonend te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
8. [appellant sub 8], wonend te De Lier, gemeente Westland,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2009, nummer 225, heeft de raad het bestemmingsplan "Woningen Buitengebied deel 3" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2010, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2010, [appellanten sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2010, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2010, [appellant sub 6] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2010, [appellant sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2010, en [appellant sub 8] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 3] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 18 maart 2010. [appellanten sub 4] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 18 maart 2010. [appellant sub 5] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 19 maart 2010. [appellant sub 6] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 17 maart 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en de raad hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2011, waar [appellant sub 1], in persoon, [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5], bijgestaan door mr. B.J.P.M. Zwinkels, advocaat te Honselersdijk, [appellant sub 6], bijgestaan door mr. A. Barada, werkzaam bij Das Rechtsbijstand, [appellant sub 7], bijgestaan door mr. J.H.M. Verjans, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, [appellant sub 8], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. A. van Driel en B. Schuit, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
Het beroep van [appellant sub 1]
2.1. De raad betwist de ontvankelijkheid van het door [appellant sub 1] ingestelde beroep, nu zij geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan heeft ingediend.
2.1.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 19 december 2008 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 29 januari 2009. [appellant sub 1] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 1] gestelde omstandigheid dat zij meerdere keren op ambtelijk niveau contact heeft gehad over het gedeelte van haar perceel waaraan een agrarische bestemming is toegekend. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij tijdens de zienswijzentermijn op ambtelijk niveau contact heeft gehad, nog daargelaten of daarin dan een reden voor verschoonbaarheid kan worden gevonden.
Het beroep van [appellant sub 1] is niet-ontvankelijk.
Het plan
2.2. Het plan voorziet in de omzetting van 318 agrarische dienstwoningen naar burgerwoningen in het glastuinbouwgebied van de gemeente.
De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] hebben betrekking op de begrenzing van het bestemmingsplan.
Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5]
2.3. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat hun percelen onderscheidenlijk [locatie 1] te Poeldijk, [locatie 2] te Monster, [locatie 3] te Poeldijk, en [locatie 4] te Monster, ten onrechte niet in het voorliggende plan zijn opgenomen. Volgens [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5] was aan hun woningen in het ontwerpplan de bestemming "Wonen" toegekend en had dit in het voorliggende plan ook moeten gebeuren.
2.3.1. In het besluit van 24 november 2009, waarbij het voorliggende plan is vastgesteld, staat dat de in het plan opgenomen woningen door afname van het aantal agrarische bedrijven en reconstructie van het glastuinbouwgebied niet meer als bedrijfswoningen in gebruik zijn en overeenkomstig de criteria van het door de raad op 14 maart 2006 vastgestelde "Raamplan voor woningen in het buitengebied voor de gemeente Westland" in aanmerking komen voor omzetting.
Verder staat in het vaststellingsbesluit dat naast het voorliggende plan het herstructureringstraject 'Boomawatering' van start is gegaan. Het herstructureringstraject behelst het glastuinbouwgebied in de polder Boomawatering gelegen tussen de kernen Monster en Poeldijk.
In dat verband staat in het vaststellingsbesluit dat in het ontwerp bestemmingsplan in totaal tien om te zetten agrarische dienstwoningen zijn opgenomen welke centraal in het gebied 'Boomawatering' zijn gelegen. Hieronder vallen ook de percelen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5]. In het vaststellingsbesluit staat dat deze woningen dusdanig centraal in het gebied zijn gesitueerd dat deze binnen de visie voor de herstructurering van het glastuinbouwgebied 'Boomawatering' eerder in aanmerking komen voor uitplaatsing om een efficiënte verkaveling van het glastuinbouwgebied mogelijk te maken dan voor omzetting op de huidige locatie. Om deze reden zijn de desbetreffende percelen in afwijking van het ontwerpplan niet in het voorliggende plan opgenomen. In het vaststellingsbesluit staat dat deze woningen zullen worden meegenomen in het nieuw op te stellen plan voor het gebied Boomawatering waarin voor deze woningen een alternatieve locatie zal worden aangewezen om deze als burgerwoningen uit te plaatsen.
2.3.2. Ten aanzien van de tien percelen die in afwijking van het ontwerpplan niet in het voorliggende plan zijn opgenomen, heeft de raad ter zitting medegedeeld dat deze in het ontwerpplan "Boomawatering" de bestemming "Wonen" hebben. De raad heeft ter zitting voorts medegedeeld dat aan deze keuze in het ontwerpplan "Boomawatering" een raadsbesluit ten grondslag heeft gelegen. In dat kader heeft de raad zowel in de plantoelichting van het ontwerpplan "Boomawatering" als ter zitting te kennen gegeven dat hij na de vaststelling van het voorliggende plan heeft onderzocht of de tien woningen aangekocht dan wel uitgeplaatst kunnen worden. Naar aanleiding van dit onderzoek staat in de plantoelichting van het ontwerpplan "Boomawatering" en heeft de raad ook ter zitting bevestigd dat het aankopen of uitplaatsen van de woningen economisch niet uitvoerbaar is. Nu niet is gebleken dat het onderzoek niet voorafgaand aan de vaststelling van het thans voorliggende plan had kunnen worden uitgevoerd is de plangrens in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 6]
2.4. [appellant sub 6] betoogt dat de raad naar aanleiding van een zienswijze van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. ten onrechte heeft besloten zijn perceel [locatie 5] te Monster niet in het plan op te nemen. Volgens [appellant sub 6] heeft het enkele gegeven dat [belanghebbende A] een voorkeursrecht heeft op de koop van zijn woning geen gevolgen voor de mogelijkheid van een eventuele bestemmingswijziging. Volgens [appellant sub 6] kan zonder zijn perceel te gebruiken de toegang tot het glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. worden verbeterd. Ook is [appellant sub 6] van mening dat zijn perceel niet kan bijdragen aan de verbetering van de toegang tot het glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. Voorts voert [appellant sub 6] aan dat er geen garantie is dat [belanghebbende A] daadwerkelijk de woning zal kopen.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat er in de huidige situatie te weinig ruimte is om te manoeuvreren op eigen terrein van het glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] en dat het manoeuvreren van het vrachtverkeer op de Zwartendijk onveilige situaties kan veroorzaken. Bij aankoop en sloop van de woning [appellant sub 6] kan volgens de raad een extra inrit worden gemaakt en kan meer ruimte worden gecreëerd waardoor het vrachtverkeer wel op het eigen terrein van het glastuinbouwbedrijf kan manoeuvreren.
2.4.2. [appellant sub 6] heeft in 1998 zijn bedrijf, met uitzondering van de woning die bij het bedrijf behoorde, aan het naastgelegen glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. verkocht. Bij de verkoop is ten behoeve van [belanghebbende A] een voorkeursrecht van koop van de woning op het perceel [locatie 5] vastgelegd. [appellant sub 6] gebruikt deze woning sinds de verkoop van zijn bedrijf als burgerwoning.
[belanghebbende A] en [belanghebbende B]. hebben ter zitting aannemelijk gemaakt dat het vrachtverkeer gelet op de krappe inrit enkel het glastuinbouwbedrijf kan bereiken door vanaf de Zwartendijk achteruit het terrein van het glastuinbouwbedrijf op te rijden. Voorts hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. aannemelijk gemaakt dat de situatie zal verbeteren als zij het naast gelegen perceel bij hun bedrijf kunnen betrekken. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid het perceel van [appellant sub 6] buiten het plan kunnen laten. Overigens heeft de raad aangegeven dat indien van het voorkeursrecht geen gebruik wordt gemaakt hij zal heroverwegen of het mogelijk is om alsnog een woonbestemming aan het perceel van [appellant sub 6] toe te kennen.
2.4.3. In hetgeen [appellant sub 6] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plangrens in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 7]
2.5. [appellant sub 7] betoogt dat de raad ten onrechte heeft besloten om zijn perceel [locatie 6] te 's-Gravenzande niet in het plan op te nemen. Volgens [appellant sub 7] heeft de raad ten onrechte betekenis toegekend aan het vermelde in de zienswijze van de eigenaar van het perceel [locatie 7] dat hij zijn woning mogelijk wil kopen. In dat verband voert [appellant sub 7] voorts aan dat hij niet van plan is om zijn woning te verkopen en dat hij vernomen heeft dat de eigenaar van het perceel [locatie 7] bezig is om de voormalige bedrijfswoning op het perceel [locatie 8] te kopen.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het niet wenselijk is om aan de woning op het perceel [locatie 6] de bestemming "Wonen" toe te kennen omdat het naastgelegen perceel [locatie 7] in het glastuinbouwgebied is gelegen en de eigenaar van dit perceel het perceel van [appellant sub 7] wil aankopen om de woning te gebruiken als dienstwoning voor zijn bedrijf. De woning op het perceel [locatie 7] zal dan worden gesloopt om plaats te maken voor de herstructurering van het glastuinbouwgebied. In dat verband voert de raad aan dat op deze manier het glastuinbouwgebied zoveel mogelijk in tact blijft. Indien tijdens de herstructurering blijkt dat gebruik kan worden gemaakt van de woning op het perceel [locatie 8], kan volgens de raad alsnog worden bezien of de bestemming van de woning van [appellant sub 7] gewijzigd kan worden naar de bestemming "Wonen".
2.5.2. Niet in geschil is dat het perceel [locatie 6] te 's-Gravenzande aan de rand van het glastuinbouwgebied is gelegen en een agrarische bestemming heeft. Voorts is niet in geschil dat de op het perceel gelegen woning al sinds 1964 in gebruik is als burgerwoning. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat hij, anders dan in het gebied Boomawatering, in dit deel van de gemeente geen actief herstructureringsbeleid voert, maar dat herstructurering afhankelijk is van initiatieven uit de omgeving. In het ontwerpplan was aan het perceel [locatie 6] een woonbestemming toegekend. Naar aanleiding van de zienswijze van de eigenaar van het perceel [locatie 7] is het perceel [locatie 6] alsnog uit het bestemmingsplan gelaten. Volgens de zienswijze van de eigenaar van het perceel [locatie 7] is hij van plan het perceel [locatie 6] te kopen waarna zijn tussen de kassen gelegen woning kan worden verwijderd en de vrijgekomen ruimte voor kassen kan worden benut. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat er onderhandelingen met de eigenaar van het perceel [locatie 7] zijn geweest over de eventuele aankoop van het perceel [locatie 6] dan wel dat die eigenaar het recht van eerste koop heeft verkregen. Voorts heeft [appellant sub 7] gesteld niet bereid te zijn zijn perceel te verkopen.
Gezien het hiervoor overwogene, de ligging van het perceel [locatie 6] en het gebruik van de woning als burgerwoning sinds 1964 is de Afdeling van oordeel dat de raad voor zijn besluit om het perceel [locatie 6] niet op te nemen in het plan niet kon volstaan met het verwijzen naar een voornemen tot aankoop van het perceel [locatie 6] door de eigenaar van het perceel [locatie 7].
2.5.3. In hetgeen [appellant sub 7] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de plangrens in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 8]
2.6. [appellant sub 8] betoogt dat de raad de grenzen van zijn perceel [locatie 9] te De Lier ten onrechte niet heeft aangepast zoals hij heeft voorgesteld in zijn zienswijze. Bij de vaststelling is de raad volgens [appellant sub 8] ten onrechte van verouderde kadastrale kaarten uitgegaan. Volgens [appellant sub 8] heeft er al een reconstructie plaatsgevonden en kunnen de grenzen aan de achterzijde van zijn perceel worden aangepast.
2.6.1. Aan een deel van de gronden op het perceel [locatie 9] is de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de op de verbeelding aangewezen gronden voor de bestemming "Wonen" bestemd voor het wonen met de daarbij behorende tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
2.6.2. De raad en [appellant sub 8] zijn ter zitting overeengekomen dat aan een deel van de gronden van het perceel [locatie 9] te De Lier dat is gelegen buiten het plangebied, alsnog de bestemming "Wonen" kan worden toegekend. Dit betreft het deel zoals is aangegeven in bijlage 8 bij het beroepschrift van [appellant sub 8], met dien verstande dat aan de zuidwestzijde een afstand van 14 m tot de perceelsgrens dient te worden aangehouden.
In hetgeen [appellant sub 8] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de plangrens in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Nu de raad en [appellant sub 8] het eens zijn over de wijze van bestemmen van zijn perceel en gelet op de situering van het perceel, ziet de Afdeling aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf voorziend aan twee gedeelten van het perceel [locatie 9] de bestemming "Wonen" toe te kennen zoals nader is aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens aan de zuidwestzijde 14 meter bedraagt, en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden daardoor in hun belangen worden geschaad.
Proceskosten
2.7. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij is in aanmerking genomen dat de beroepen van [appellant sub 3], [appellanten sub 4] en [appellant sub 5] als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden beschouwd. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 6] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B], [appellant sub 4 A] en [appellant sub 4 B] , [appellant sub 5 A] en [appellante sub 5 B], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westland van 24 november 2009, nummer 225, voor zover het betreft de plangrens voor de percelen [locatie 1] te Poeldijk, [locatie 2] te Monster, [locatie 3] te Poeldijk, [locatie 4] te Monster, [locatie 6] te 's-Gravenzande, en [locatie 9] te De Lier;
IV. bepaalt dat aan twee gedeelten van het perceel [locatie 9] te De Lier, zoals nader is aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart, de bestemming "Wonen" wordt toegekend, met dien verstande dat aan de zuidwestzijde van het perceel de afstand tussen het toegekende gedeelte met de bestemming "Wonen" en de perceelsgrens 14 m bedraagt;
V. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. verklaart het beroep van [appellant sub 6] ongegrond;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 291,33 (zegge: tweehonderdeenennegentig euro en drieëndertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 4 A] en [appellant sub 4 B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 291,33 (zegge: tweehonderdeenennegentig euro en drieëndertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 5 A] en [appellante sub 5 B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 291,33 (zegge: tweehonderdeenennegentig euro en drieëndertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 7] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 878,11 (zegge: achthonderdachtenzeventig euro en elf cent), waarvan een gedeelte groot € 874,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 8] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4,11 (zegge: vier euro en elf cent);
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Westland aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2];
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 4 A] en [appellant sub 4 B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 5 A] en [appellante sub 5 B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 7];
- € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 8].
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012
191-675.
<HR>
Kaart N 0022