201106645/1/H1.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen,
2. [appellant sub 2], wonend te De Lutte, gemeente Losser,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/362 in het geding tussen:
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft het college geweigerd [appellant sub 2] bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een woning aan de [locatie] te Tubbergen.
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op 9 mei 2011, heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 februari 2010 vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen een nieuw besluit op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2011, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 14 juli 2011.
[appellant sub 2] en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft nog nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.P. Stekelenburg, werkzaam bij de gemeente, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.W. Roessingh, advocaat te Hengelo, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.2. Het college heeft het bezwaarschrift van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk verklaard omdat het is ingediend op 12 december 2009 en derhalve na het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.
2.3. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt, is geëindigd op 11 december 2009. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 28 oktober 2009 op 30 oktober 2009 is verzonden. Omdat de datum van verzending niet vast staat en haar toenmalige gemachtigde E.R.T. Storm van 's Gravesande het besluit pas op 5 november 2009 in zijn postbus heeft aangetroffen, zoals hij ter zitting bij de rechtbank onder ede heeft verklaard, moet ervan worden uitgegaan dat de bezwaartermijn pas op 5 november 2009 is begonnen en derhalve is geëindigd op 16 december 2009, aldus [appellant sub 2].
2.3.1. Vast staat dat het besluit van 28 oktober 2009 is verzonden aan [appellant sub 2] en haar toenmalige gemachtigde. Naast vermelding van de dagtekening, is op het besluit onder de voorgedrukte tekst "verzonden" met een stempel de datum "30 oktober 2009" geplaatst. Van de zijde van het college is verklaard dat volgens de ten tijde van voormeld besluit bestaande vaste werkwijze bij de gemeente Tubbergen besluiten als onderhavige, na ondertekening ervan, door een medewerker van het secretariaat van de Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling, Milieu en Economie werden voorzien van een verzenddatum en op diezelfde datum bij de uitgaande post van die dag werden gelegd. Vervolgens werd in het computerprogramma ProVAS 2000 een aantekening van de verzending gemaakt. Dat is ook in dit geval gebeurd naar blijkt uit een, door het college overgelegde, uitdraai van de desbetreffende computeraantekening. Alle uitgaande post werd aan het eind van de dag door de bodes verzameld en naar het postkantoor gebracht.
De Afdeling is niet gebleken van concrete aanknopingspunten die aanleiding geven voor gegronde twijfel aan de juistheid van de door het college verschafte nadere informatie omtrent de verzending van het besluit van 28 oktober 2009. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat [appellant sub 2] haar betoog dat het college in dit geval niet volgens zijn vaste werkwijze heeft gehandeld niet heeft geadstrueerd aan de hand van bijvoorbeeld de envelop met poststempel. Uit het voorgaande volgt dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit daadwerkelijk op de in de brief vermelde verzenddatum is verzonden. Gelet hierop is de termijn voor het maken van bezwaar begonnen op 31 oktober 2009. Dat de toenmalige gemachtigde van [appellant sub 2], naar gesteld, het besluit pas op 5 november 2009 heeft ontvangen, doet daaraan niet af. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de bezwaartermijn eindigde op 11 december 2009.
2.4. Het hoger beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
2.5. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tijdig bezwaar is gemaakt, omdat het aan de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen gerichte e-mailbericht van [appellant sub 2] van 26 november 2009, in combinatie met het e-mailbericht van die ambtenaar van 1 december 2009 en het daarop volgende e-mailbericht van [appellant sub 2] van 6 december 2009, is aan te merken als bezwaar gericht tegen het besluit van 28 oktober 2009.
2.5.1. In het aan de heffingsambtenaar gerichte e-mailbericht van 26 november 2009 heeft [appellant sub 2] uitdrukkelijk bezwaar gemaakt tegen de nota leges in verband met de behandeling van de afgewezen bouwaanvraag. In dit bericht heeft [appellant sub 2] te kennen gegeven dat zij de nota voorbarig acht, omdat de bouwvergunning op te verwaarlozen details is afgewezen en dat een aanvulling op de bouwaanvraag volgt. De heffingsambtenaar heeft [appellant sub 2] in het e-mailbericht van 1 december 2009 erop gewezen dat ter zake van de geweigerde bouwvergunning geen procedure meer loopt en zij binnen zes weken bezwaar dient te maken tegen de weigering, indien zij van mening is dat de bouwaanvraag ten onrechte is geweigerd. Voorts heeft de heffingsambtenaar medegedeeld dat een bezwaar tegen de nota leges niet van invloed is op de procedure omtrent de bouwaanvraag. In reactie hierop heeft [appellant sub 2] vervolgens per e-mailbericht van 6 december 2009 aan zowel de heffingsambtenaar, de burgemeester als de gemeentesecretaris van de gemeente Tubbergen te kennen gegeven dat door de architect wordt gewerkt aan de in het besluit tot weigering van de bouwvergunning gevraagde wijzigingen en dat binnen de gevraagde termijn van zes weken een hernieuwde bouwaanvraag zal worden ingediend, die voldoet aan het Bouwbesluit.
2.5.2. Uit de bewoordingen en strekking van de e-mailberichten van 26 november en 6 december 2009 kan niet worden afgeleid dat [appellant sub 2] daarmee tevens heeft beoogd bezwaar te maken tegen het besluit van 28 oktober 2009 waarbij de bouwvergunning is geweigerd, omdat het college niet aannemelijk acht dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Uit die mails valt juist af te leiden dat [appellant sub 2] de door het college geconstateerde strijdigheid van het bouwplan met het Bouwbesluit als een vaststaand gegeven beschouwde en dat zij voornemens was om ter ondervanging van deze strijdigheid binnen de in het besluit van 28 oktober 2009 gestelde termijn van zes weken een hernieuwde bouwaanvraag in te dienen. Gelet hierop kan voormeld e-mailbericht van 26 november 2009 niet worden aangemerkt als een mede tegen het besluit van 28 oktober 2009 gericht bezwaar. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.6. Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 28 oktober 2009 van het college alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/362;
IV. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012