ECLI:NL:RVS:2012:BV1228

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107883/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan 'Haverkamp' van de gemeente Nunspeet

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het bestemmingsplan 'Haverkamp', vastgesteld door de raad van de gemeente Nunspeet op 28 april 2011. De appellant, wonend te Nunspeet, is van mening dat de in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogten van minimaal 7 en maximaal 8,5 meter zijn privacy zullen aantasten. Hij stelt dat de voorziene bebouwing niet aan het zicht zal worden onttrokken door de bestaande garage, die slechts 4 meter hoog is. De raad van de gemeente Nunspeet verdedigt echter dat de bouwhoogten ruimtelijk aanvaardbaar zijn en dat het hoogste gedeelte van de bebouwing voor de helft aan het zicht wordt onttrokken door de garage van de appellant.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 december 2011, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door A.M. Kleine Staarman en Rewo Holding B.V. door H.J. van der Woude. De raad betoogde dat de appellant geen belang meer had bij de procedure, omdat er al een onherroepelijke omgevingsvergunning was verleend voor de bouw van een commerciële ruimte en twee appartementen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de appellant nog steeds belang had bij de uitspraak, omdat het bestemmingsplan zich leent voor herhaalde toepassing.

De Afdeling overwoog dat de afstand van de woning van de appellant tot het plangebied ongeveer 15 meter bedraagt en dat de raad in redelijkheid kon stellen dat de bouwhoogten passend zijn. De Afdeling merkte op dat de garage van de appellant een deel van het zicht wegneemt en dat het bouwplan geen ramen of galerijen aan de zijde van de appellant voorziet. Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat er geen aanleiding was om te concluderen dat het bestreden besluit in strijd met het recht was genomen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201107883/1/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nunspeet,
en
de raad van de gemeente Nunspeet,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Haverkamp" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Rewo Holding B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door A.M. Kleine Staarman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is Rewo Holding B.V., vertegenwoordigd door H.J. van der Woude, ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt beoogd de herontwikkeling van het zogenoemde oude Lidl-terrein mogelijk te maken. Op 23 augustus 2011 is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een commerciële ruimte en twee appartementen in het plangebied.
2.2. De raad betoogt dat [appellant] geen belang meer heeft in deze procedure, nu reeds een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.
2.2.1. Van de zijde van de raad is erop gewezen dat op 23 augustus 2011 een omgevingsvergunning voor de bouw van een commerciële ruimte en twee appartementen is verleend, die op 4 oktober 2011 onherroepelijk is geworden. Anders dan de raad heeft gesteld ziet de Afdeling hierin geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] niet langer belang heeft bij een uitspraak omtrent het door hem ingestelde beroep, nu het plan zich anders dan de omgevingsvergunning leent voor herhaalde toepassing.
2.3. [appellant] kan zich niet verenigen met de in het plan opgenomen bouwhoogte. Hij vreest dat de in het plan toegestane bouwhoogten van minimaal 7 en maximaal 8,5 meter zal leiden tot een aantasting van zijn privacy. Voorts stelt hij dat bebouwing met een dergelijke hoogte zijn leefomgeving ook anderszins zal aantasten. Tevens voert [appellant] aan dat de in het plan voorziene bebouwing, anders dan de raad stelt, niet aan het zicht zal worden onttrokken door de reeds bestaande garage, aangezien de garage maar 4 meter hoog en 3 meter breed is.
2.3.1. De raad stelt dat de in het plan opgenomen bouwhoogten ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar zijn en wijst erop dat het hoogste gedeelte van de in het plan voorziene bebouwing voor de helft aan het zicht wordt ontrokken door een reeds op het perceel van [appellant] aanwezige garage.
2.3.2. Uit de verbeelding volgt dat de woning van [appellant] zich op een afstand van ongeveer 15 meter van het plangebied bevindt. De Afdeling overweegt dat de raad zich gezien deze afstand in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan opgenomen minimale en maximale bouwhoogten ter plaatse passend zijn en dat de privacy van [appellant] niet onevenredig zal worden aangetast. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het perceel van [appellant] slechts gedeeltelijk aan de in het plan voorziene bebouwing grenst en dat de ter plaatse aanwezige garage een deel van het zicht wegneemt. Ter zitting is namens de raad toegelicht dat wordt gestreefd naar een geleidelijke daling van de bouwhoogten en wordt beoogd een plein te creëren op de naast het plangebied gelegen gronden. Het uitgangspunt dat de in het plan opgenomen maximale bouwhoogte noodzakelijk is om het in de stedenbouwkundige visie van de raad beoogde verloop in bouwhoogten te creëren, acht de Afdeling niet onredelijk.
Overigens merkt de Afdeling op dat Rewo Holding B.V. ter zitting naar voren heeft gebracht dat het bouwplan aan de zijde van het perceel van [appellant] niet voorziet in ramen of galerijen waarvandaan uitzicht bestaat op de tuin van [appellant].
2.3.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012
425-726.