ECLI:NL:RVS:2012:BV1820

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106222/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.A. Graaff-Haasnoot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvoorschriften en dwangsombesluit in Milheeze

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel had op 2 september 2010 een dwangsombesluit genomen, waarbij [appellant] werd gelast om alle aanwezige bouwwerken op zijn perceel in Milheeze, met uitzondering van de recreatiewoning, te verwijderen. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 22 maart 2011, waarin het college het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaarde. De voorzieningenrechter oordeelde op 26 mei 2011 dat het beroep van [appellant] gegrond was voor wat betreft de verlenging van de begunstigingstermijn, maar voor het overige ongegrond. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 25 januari 2012 werd behandeld.

De Raad van State oordeelde dat het dwangsombesluit rechtmatig was, aangezien het bijgebouw op het perceel zonder de vereiste bouwvergunning was gebouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak benadrukte dat handhaving in het algemeen noodzakelijk is in het belang van de rechtsorde, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. [Appellant] betoogde dat er concreet zicht op legalisatie bestond, maar de Raad van State oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat dit niet het geval was. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het college niet bereid was ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan, wat een belangrijke factor was in de beslissing.

Daarnaast werd het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat er geen vergelijkbare gevallen waren waarin het college niet handhavend optrad. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201106222/1/A1.
Datum uitspraak: 25 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Helmond,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) van 26 mei 2011 in zaak nrs. 11/1209 en 11/1210 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2010 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast alle op het perceel [locatie] te Milheeze (hierna: het perceel) aanwezige bouwwerken (met uitzondering van de recreatiewoning) te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 22 maart 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering daarvan, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover dat betrekking heeft op het besluit van het college tot verlenging van de begunstigingstermijn, en voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, en het college, vertegenwoordigd door P. Fermont, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat het dwangsombesluit enkel strekt tot verwijdering van het op het perceel aanwezige bijgebouw. Vast staat dat dit bijgebouw gebouwd is zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning, zodat het college bevoegd is handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Daartoe voert hij aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om aan te nemen dat het nog niet onherroepelijke besluit van 27 mei 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" (hierna: "het bestemmingsplan") ten aanzien van het perceel voor vernietiging in aanmerking komt.
2.3.1. Dit betoog faalt. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Niet in geschil is dat het bijgebouw in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan op de gronden waarop het bijgebouw staat rustende bestemming "Natuur" en dat het college niet bereid is ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 november 2007 in zaak nr.
200702722/1), volstaat in beginsel het enkele feit dat het college niet bereid is ontheffing van het geldende bestemmingsplan te verlenen voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat op voorhand geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de weigering van het college om ontheffing te verlenen rechtens onhoudbaar is en de vereiste medewerking niet zal kunnen worden geweigerd dan wel dat het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling op het door [appellant] bestreden onderdeel in rechte geen stand zou kunnen houden.
2.3.2. Anders dan ter zitting betoogd, kan [appellant] aan de omstandigheid dat op de bij het ontwerpbestemmingsplan behorende plankaart het bijgebouw was ingetekend, niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat niet handhavend zal worden opgetreden, nu in het vastgestelde bestemmingsplan het bijgebouw op de plankaart niet is ingetekend.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daartoe voert hij aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat op het perceel Hoefweg 5 te Milheeze geen recreatiewoning aanwezig was. [appellant] stelt dat reeds onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2006" een recreatiewoning aanwezig was op het perceel Hoefweg 5 en dat deze woning vergroot mag worden met de afmetingen van de daarbij aanwezige losse bouwsels, zodat dit ook voor zijn perceel mogelijk zou moeten zijn.
2.4.1. De voorzieningenrechter heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel terecht verworpen. Hij heeft beoordeeld over de vraag of het college in redelijkheid had moeten afzien van handhavend optreden tegen de aanwezigheid van het bijgebouw op het perceel. Reeds omdat op het perceel Hoefweg 5 te Milheeze geen sprake is van een bijgebouw waartegen het college niet handhavend optreedt, is geen sprake van een rechtens vergelijkbaar geval. Ter zitting heeft het college onweersproken gesteld dat als er meer op het perceel Hoefweg 5 staat dan is toegestaan, het college daartegen handhavend zal optreden.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2012
531-724.