201103175/1/R3.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo,
verweerder.
Bij besluit van 22 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Barrier" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2011, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door G.T.M. Stoof, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.H.M. Verstraaten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plangebied ligt in het zuiden van de kern Geldrop, nabij de aansluiting op de rijksweg A67 en maakt de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk.
2.2. [appellante] richt zich in de eerste plaats tegen de aanduiding "vrijwaringszone - weg 100 meter" ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Bedrijf (B)" en "Gemengd (GD)". In dit verband voert zij aan dat de raad bij de vaststelling van een vrijwaringszone van 100 meter ten onrechte rekening houdt met de mogelijke verbreding van de rijksweg A67 terwijl de realisatie daarvan onzeker is.
[appellante] betoogt in dit verband verder dat de raad met het opnemen van de vrijwaringszone in strijd met het vertrouwensbeginsel handelt aangezien de raad daarmee afwijkt van de afspraken die zijn vastgelegd in de tussen de gemeente Geldrop-Mierlo en [appellante] gesloten vaststellingsovereenkomst. In dit verband heeft zij er op gewezen dat in artikel 25 van de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat [appellante] gerechtigd is haar gronden te gebruiken en in te richten zonder gehinderd te worden door de effecten van enig groepsrisico vanuit de spoorweg en/of vanuit de rijksweg A67, behoudens voor zover die effecten rechtstreeks voortvloeien uit de gebruikelijke (en bekende) regels inzake het bouwen naast spoorwegen en rijkswegen.
2.2.1. De raad voert aan dat met de vrijwaringszone van 100 meter rekening is gehouden met de mogelijke toekomstige verbreding van de rijksweg A67 waarvoor extra gronden nodig zijn. Omdat deze planvorming nog niet is gestart wil Rijkswaterstaat volgens de raad de mogelijkheid behouden inspraak te hebben bij plannen die van invloed kunnen zijn op de toekomstplannen met betrekking tot de A67 en heeft Rijkswaterstaat om die reden verzocht de vrijwaringszone op de verbeelding op te nemen.
2.2.2. Ingevolge artikel 12.2 van de planregels mag ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - weg 100 meter", ongeacht het overige in dit plan bepaalde, slechts bebouwing worden opgericht gehoord Rijkswaterstaat.
Nu de invloed van Rijkswaterstaat op de vrijwaringszone zich nadrukkelijk beperkt tot een hoorplicht bij bouwvoornemens kan niet staande worden gehouden dat deze beperking onevenredig nadeel voor [appellante] dan wel een schending van de door haar met de gemeente afgesloten overeenkomst met zich brengt. Het betoog faalt.
2.3. [appellante] richt zich verder tegen de naar haar stellen in strijd met de vaststellingsovereenkomst in het plan opgenomen verplichte retentievoorziening op haar gronden nabij de spoorlijn.
2.3.1. De raad voert aan dat de retentievoorziening nabij de spoorweg is voorzien in de op de verbeelding opgenomen groenstrook. Deze retentievoorziening is ingevolge het rapport over de water- en waterhuishoudkundige voorzieningen noodzakelijk voor de totale waterhuishouding van het plangebied.
2.3.2. Aan de door [appellante] bedoelde strook grond is de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen en waterpartijen.
2.3.3. Anders dan partijen kennelijk menen, is in het plan geen verplichting vervat om ter plaatse een retentievoorziening tot stand te brengen. Het betoog faalt.
2.4. [appellante] voert ten slotte aan dat ten onrechte als uitvloeisel van de aanwijzing tot attentiegebied ten behoeve van het waterschap aan haar gronden de dubbelbestemming "Waterstaat - Natte Natuurparel Bufferzone (WS-NNB)" is toegekend. Een en ander is naar haar stellen een inperking van de gebruiksmogelijkheden van haar gronden die in strijd is met de in de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken en die leidt tot een waardedaling van haar gronden.
2.4.1. Ingevolge artikel 3.1.5, eerste lid, van de Verordening ruimte Noord-Brabant, zoals deze gold ten tijde van belang (hierna: de Verordening), wijst een bestemmingsplan dat is gelegen in een attentiegebied EHS geen bestemmingen aan of stelt het geen regels vast die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische structuur.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid regels ten aanzien van - onder meer en kort samengevat - het verzetten van grond, de aanleg van drainage, het verlagen van de grondwaterstand en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
2.4.2. Niet in geschil is dat de gronden, waaraan de dubbelbestemming "Waterstaat - Natte Natuurparel Bufferzone (WS-NNB)" is toegekend, zijn gelegen in een attentiegebied als bedoeld in artikel 3.1.5, eerste lid, van de Verordening. Ten aanzien van die gronden is in het plan een aanlegvergunningstel opgenomen. Niet bestreden is dat dit aanlegvergunningstelsel is opgenomen met het oog op de waterhuishouding ter plaatse.
Weliswaar is de nakoming van de tussen [appellante] en de gemeente Geldrop-Mierlo gesloten overeenkomst een element dat een rol dient te spelen bij de door de raad te maken belangenafweging, doch dit laat onverlet dat de raad verplicht was een regeling met betrekking tot de waterhuishouding in het plan op te nemen. Voorts is van belang dat de bij het plan aan de gronden van [appellante] gegeven dubbelbestemming met het daarbij behorende aanlegvergunningstelsel op zich niet in de weg staan aan het door [appellante] gewenste gebruik van de gronden. Gelet hierop ziet de Afdeling in het door [appellante] gestelde met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst geen grond voor het oordeel dat de raad de bestreden dubbelbestemming niet aan de gronden van [appellante] mocht toekennen. Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de percelen van [appellante], bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.5. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012