ECLI:NL:RVS:2012:BV2440

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103363/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een parkeerverbodzone ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Helmond

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 7 februari 2011 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond, dat op 20 januari 2010 een parkeerverbodzone instelde in de President Rooseveltlaan, de Dr. Ariënslaan en de Warandelaan, nabij het Elkerliekziekenhuis. Dit besluit werd genomen om de veiligheid op de weg te waarborgen en om overlast voor omwonenden door lang parkeren te verminderen. Appellante was het niet eens met dit besluit en had bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 december 2011. Appellante betwistte de onpartijdigheid van de rechtbank en stelde dat het verslag van de hoorzitting niet correct was. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om een aanvullende zitting te houden, aangezien appellante vertegenwoordigd was door een gemachtigde. Ook werd vastgesteld dat het verslag van de hoorzitting een zakelijke weergave was van de besproken punten.

Daarnaast voerde appellante aan dat het verkeersbesluit de veiligheid op de weg niet zou waarborgen, omdat het zou leiden tot een toename van vrachtverkeer richting het ziekenhuis. De Raad van State oordeelde dat het college bij het nemen van verkeersbesluiten een ruime beoordelingsmarge heeft en dat de rechtbank terecht het streven van het college naar een meer gelijkmatige spreiding van de parkeerdruk gerechtvaardigd achtte. Het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201103363/1/A3.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Helmond,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 februari 2011 in zaak nr. 10/2664 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2010 heeft het college een parkeerverbodzone ingesteld in een aantal in het besluit genoemde straten.
Bij besluit van 15 juni 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 februari 2011, verzonden op 10 februari 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2011, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, worden verkeersbesluiten, voor zover zij het verkeer betreffen op andere wegen dan onder beheer van het Rijk, een provincie of een waterschap, genomen door burgemeester en wethouders of, krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Bij besluit van 20 januari 2010 heeft het college een parkeerverbodzone ingesteld op de President Rooseveltlaan, de Dr. Ariënslaan en de Warandelaan, alle gelegen in de onmiddellijke omgeving van het Elkerliekziekenhuis te Helmond. De maatregel is door het college genomen om de veiligheid op de weg te verzekeren, om weggebruikers en passagiers te beschermen, om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen en om de door het lang parkeren van voertuigen ontstane overlast voor omwonenden te beperken. Het besluit houdt tevens in dat het verkeersbesluit van 22 september 1998 tot het instellen van parkeerverboden die van kracht zijn tussen 8.00 en 20.00 uur aan beide zijden van de oostelijke rijbaan van de Warandelaan, tussen de Dr. Ariënslaan en de President Rooseveltlaan, wordt ingetrokken.
2.3. [appellante] trekt allereerst de onpartijdigheid van de rechtbank in twijfel. Zij voelt zich niet serieus genomen, nu zij niet aanwezig is geweest bij de behandeling van de zaak ter zitting bij de rechtbank.
2.3.1. Na sluiting van het onderzoek ter zitting bij de rechtbank op 3 december 2010 heeft [appellante] bij brief van 4 januari 2011 de rechtbank in kennis gesteld van haar opvatting dat de zitting zonder haar medeweten heeft plaatsgevonden en heeft zij verzocht om een aanvullende zitting.
In een brief van 17 november 2010 aan de rechtbank heeft [appellante] evenwel gesteld dat zij kennis heeft genomen van de uitnodiging voor de zitting op 3 december 2010. Ter zitting is zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft daarom terecht geen aanleiding gezien haar verzoek om een aanvullende zitting te honoreren. Dat de rechtbank [appellante] niet serieus heeft genomen dan wel partijdig is geweest, kan uit de afwijzing van dit verzoek niet worden afgeleid.
Het betoog faalt.
2.4. Voorts stelt [appellante] dat het verslag van de hoorzitting in bezwaar geen correcte weergave is van hetgeen besproken is. Dit verslag mag volgens haar dan ook niet ten grondslag liggen aan het uitgebrachte advies door de bezwaarschriftencommissie aan het college.
2.4.1. Artikel 7:7 van de Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verslag geen zakelijke weergave inhoudt van hetgeen partijen tijdens de hoorzitting hebben verklaard.
Het betoog faalt.
2.5. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat met het besluit van 15 juni 2010 de veiligheid op de weg, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994, niet wordt verzekerd. Zij voert daartoe aan dat als gevolg van het verkeersbesluit en de verbeterde doorstroming die daarvan het gevolg is, een toename van het vrachtverkeer richting het ziekenhuis zal ontstaan, hetgeen de reeds jaren aanwezige verkeersonveilige situatie alleen maar zal verslechteren. Voor het vinden van een oplossing voor het mobiliteitsprobleem op lange termijn is volgens haar een deskundige aanpak door een gespecialiseerd bureau vereist.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 5 oktober 2011, nr.
201100020/1/H3), komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften dan wel de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is onweersproken dat de parkeerdruk in de omgeving van het ziekenhuis fors is toegenomen. De rechtbank heeft daarom evenzeer terecht het streven van het college naar een meer gelijkmatige spreiding van de parkeerdruk over alle gelijksoortige straten in de omgeving van het ziekenhuis gerechtvaardigd geacht. Aan het belang van vermindering van de parkeerdruk heeft het college een groot gewicht mogen toekennen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het met het oog hierop door het college genomen verkeersbesluit tot een zodanige vergroting van de verkeersonveiligheid zal leiden, dat het dit na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet dan wel slechts in combinatie met andere besluiten had mogen nemen. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat het college eerst tot dit besluit had mogen komen na inschakeling van een bureau als bedoeld door [appellante]. Gegeven het hiervoor weergegeven toetsingskader heeft dit betoog van [appellante] de rechtbank daarom terecht geen reden gegeven voor gegrondverklaring van het beroep.
Het betoog faalt.
2.6. Ten slotte betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de handhaving van de parkeerverboden door het college ter hand zal worden genomen. Zij voert daartoe aan dat het college al jaren nalaat de parkeerverboden te handhaven.
2.6.1. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 15 juni 2010 de handhaving hiervan geen rol speelt. Overigens heeft de rechtbank hieraan, ten overvloede, terecht toegevoegd dat het college uitdrukkelijk heeft toegezegd de handhaving van de parkeerverboden door stadswachten structureel ter hand te zullen nemen en dat geen reden bestaat te twijfelen aan deze toezegging.
Het betoog faalt.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012
176-721.