ECLI:NL:RVS:2012:BV3198
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.H.M. van Altena
- A.M.E.A. Neuwahl
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang voor vaartuig in de Oude Houthaven
Op 2 februari 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Westerpark, thans stadsdeel West, had op 25 november 2009 een besluit genomen waarbij het onder aanzegging van bestuursdwang gelast werd om een vaartuig, afgemeerd in de Oude Houthaven, uit het openbaar water te verwijderen. Dit besluit werd door het dagelijks bestuur op 20 juli 2010 in een gewijzigd besluit gehandhaafd, waarbij het bezwaar van de eigenaar van het vaartuig ongegrond werd verklaard. De eigenaar, aangeduid als [wederpartij], ging in beroep tegen deze besluiten en de rechtbank Amsterdam verklaarde op 8 november 2011 het beroep gegrond, waardoor het dagelijks bestuur werd verplicht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van de eigenaar.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij tevens een verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend. De voorzitter heeft het verzoek op 19 januari 2012 ter zitting behandeld, waarbij zowel het dagelijks bestuur als de eigenaar van het vaartuig vertegenwoordigd waren. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De voorzitter concludeerde dat er voorshands niet buiten twijfel is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven, en dat het dagelijks bestuur in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de eigenaar.
De voorzitter heeft uiteindelijk beslist dat het dagelijks bestuur geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en om te voorkomen dat er onnodige stappen worden ondernomen door het dagelijks bestuur, terwijl de uitkomst van het hoger beroep nog niet vaststaat. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 februari 2012.