201012277/1/R4.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Oostflakkee,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Oostflakkee,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 19 oktober 2010, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oostflakkee bij besluit van 25 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Recreatiegebieden".
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 17 januari 2011. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 11 augustus 2011.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 januari 2012, waar zijn verschenen [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.J.M.J.J. Houben, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. Molenwijk, werkzaam bij de provincie Zuid-Holland. Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door F. ten Brinke en ing. C. van der Elst, beiden werkzaam bij de gemeente Oostflakkee, gehoord.
2.1. Het bestemmingsplan "Recreatiegebieden" is voornamelijk conserverend van aard en voorziet in een actueel planologisch juridisch kader voor twee recreatiegebieden in de gemeente Oostflakkee: het gebied Oude-Tonge, gelegen ten zuiden van de kern Oude-Tonge, en het gebied Ooltgensplaat, gelegen ten oosten van de kern Ooltgensplaat.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.3. [appellant sub 1] richt zich in haar beroep tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan voor zover dit betreft de percelen met de bestemming "Recreatie - verblijfsrecreatie" en de aanduiding "recreatiewoning" gelegen in het recreatiegebied Ooltgensplaat.
2.4. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 1]. Daartoe voert hij onder meer aan dat [appellant sub 1] de bedenkingen niet op eigen titel heeft ingediend, maar alleen namens de gezamenlijke recreatieparken.
2.5. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, van de WRO en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college door de belanghebbende die tegen het vastgestelde plan tijdig bedenkingen bij het college heeft ingebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig bedenkingen heeft ingebracht. Hiervan is de Afdeling niet gebleken. Gelet op de aanhef, de inhoud en de ondertekening van de brief van 24 april 2010 zijn de door haar ingebrachte bedenkingen niet op persoonlijke titel maar slechts in de hoedanigheid van gemachtigde van de gezamenlijke recreatieparken ingebracht. Gelet hierop is het door haar op persoonlijke titel ingediende beroep niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.6. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de goedkeuring van het bestemmingsplan "Recreatiegebieden" voor zover dit betreft het recreatiegebied Oude-Tonge.
2.7. [appellant sub 2] betoogt dat niet is voorzien in een adequate ontsluiting van het plangebied. Volgens hem had onderzoek gedaan moeten worden naar alternatieven voor de ontsluiting van het plangebied op het tracé Oostdijk/Oudelandsedijk. [appellant sub 2] stelt dat de in het plan voorziene ontwikkelingen een significante bijdrage leveren aan de verkeersintensiteiten. Hij vreest verkeershinder, verslechtering van de verkeersveiligheid en geluidhinder door deze toename. In dit verband betoogt [appellant sub 2] dat ten onrechte is uitgegaan van een te hoge capaciteit van de weg en dat de verkeersbewegingen cumulatief bezien hadden moeten worden met de toename van het verkeer over de Oudelandsedijk vanwege andere concrete plannen.
[appellant sub 2] betoogt dat ter plaatse van zijn woning reeds sprake is van een overbelaste geluidssituatie en dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor deze situatie. Ter onderbouwing van de ernst van de situatie heeft [appellant sub 2] het rapport "Geluidskaarten Goeree-Overflakkee, wegverkeerslawaai in 2008" van DGMR van 24 december 2009 overgelegd dat is opgesteld in opdracht van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee. Uit het rapport en de bijbehorende geluidskaarten en tabellen volgt dat bij een verkeersintensiteit van 4500 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 2] 68,2 dB is. Door de toename van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het onderhavige plan en het daarmee gepaard gaande verkeerslawaai zal volgens [appellant sub 2] een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning ontstaan. Volgens [appellant sub 2] is het college hier ten onrechte aan voorbij gegaan.
2.8. Het college heeft goedkeuring verleend aan het plan. Het college benadrukt dat een verkeerscirculatieplan niet verplicht is op grond van de WRO. Het college stelt zich met de raad op het standpunt dat de voorziene ontsluiting van het recreatiegebied Oude-Tonge voldoende is en dat een nader onderzoek naar alternatieven niet nodig is.
Volgens de raad kan, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2008, in zaak nr.
200707669/1, ervan worden uitgegaan dat de Oudelandsedijk 6.000 mvt/etm veilig kan verwerken. Verder stelt de raad dat de geluidsoverlast ten gevolge van dit plan minimaal is en dat de overgelegde geluidskaarten slechts indicatief zijn en geen juridische werking hebben.
2.9. Niet in geschil is dat met het plan in het gebied Oude-Tonge nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die 469 mvt/etm extra voortbrengen op de noordelijke ontsluiting van dit recreatiegebied over de Oostdijk en de Oudelandsedijk, langs het perceel van [appellant sub 2].
Uit het onderzoek "Prognose verkeersintensiteiten Oostdijk/Oudelandsedijk, actualisatie mei 2007" van 25 mei 2007 van Goudappel Coffeng volgt dat de belasting van de Oostdijk/Oudelandsedijk zonder de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen 4.900 mvt/etm is. De totale belasting van de Oostdijk/Oudelandsedijk zal inclusief de ontwikkelingen uit dit plan 5.350 mvt/etm zijn.
2.10. De Afdeling heeft in voormelde uitspraak van 17 september 2008 overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Oudelandsedijk 6.000 mvt/etm veilig kan verwerken. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding daar nu anders over te oordelen.
[appellant sub 2] heeft voorts niet aangetoond dat in de verkeersgegevens waar de raad vanuit is gegaan niet alle relevante planologische ontwikkelingen in de omgeving zijn betrokken.
Gelet hierop en nu de grens van 6.000 mvt/etm met de in het plan voorziene ontwikkelingen niet zal worden overschreden, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare verkeershinder en dat de verkeersveiligheid in voldoende mate wordt gewaarborgd. Het college heeft dan ook nader onderzoek naar alternatieven en het opstellen van een verkeerscirculatieplan niet noodzakelijk kunnen achten. Het betoog faalt.
2.11. In de stukken en op de zitting is door [appellant sub 2] gesteld dat, mede gelet op de ligging van zijn woning op zeer korte afstand van de Oudelandsedijk, ter plaatse van zijn woning sprake is van een zeer hoge geluidsbelasting. Dit is door het college en de raad niet weersproken. Nu niet in geschil is dat er sprake is van een hoge geluidsbelasting had het, gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel dat met zich brengt dat bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen wordt vergaard, op de weg van het college gelegen onderzoek te (laten) doen naar de gevolgen van dit plan voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2]. Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in de gegeven omstandigheden niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onderzoek achterwege kon blijven omdat de toename van het aantal verkeersbewegingen beperkt was. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant sub 2] met het overleggen van het geluidsrapport en de geluidskaarten van DGMR in ieder geval een begin van het bewijs heeft geleverd van de stelling dat een verdere toename van het aantal verkeersbewegingen tot onaanvaardbare geluidhinder kan leiden. Gelet op het vorenstaande heeft het college onvoldoende onderzocht en ontoereikend gemotiveerd dat ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
2.12. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft het recreatiegebied Oude-Tonge is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient, voor zover dit betreft het recreatiegebied Oude-Tonge, wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Voorts ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb het college op te dragen binnen de in het dictum vermelde termijn een nieuw besluit te nemen omtrent het goedkeuren van het plan wat betreft het recreatiegebied Oude-Tonge.
2.13. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 19 oktober 2010, kenmerk PZH-2010-208034767, voor zover dit betreft het recreatiegebied Oude-Tonge,
IV. draagt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op om binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012