201005233/1/R4.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Rijnsburg, gemeente Katwijk,
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk,
verweerder.
Bij besluit van 30 maart 2010 heeft het college het uitwerkingsplan "De Kleipetten 2002" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant] en anderen en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2011, waar [appellant] en anderen, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. van der Gouw en mr. I.M. van der Heijden, advocaten te Den Haag, en ing. J.H.M. Diepens, drs. N.G. Nijhof, ing. J. Krijeveld, ing. R.C. Vermeer, A. Mastenbroek en J.W. Spaargaren, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het uitwerkingsplan strekt tot uitwerking van het globale bestemmingsplan "De Kleipetten 2002" (hierna: het bestemmingsplan), voor zover aan de daarin begrepen gronden de bestemming "Uit te werken woondoeleinden - UW" is toegekend.
Het uitwerkingsplan voorziet in de realisering van een aantal woningen en een tweede ontsluiting van de woonwijk "De Kleipetten" door de aansluiting van de Kleipettenlaan op de Christinalaan.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat het procesbelang van [appellant] en anderen is komen te vervallen met de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan "Rijnsburg", dat het onderhavige plangebied omvat. De tegen dit plan ingestelde beroepen richten zich niet tegen het plangebied van het uitwerkingsplan, waardoor voornoemd bestemmingsplan wat betreft dit plangebied onherroepelijk zal worden, aldus het college.
2.2.1. Bij besluit van 25 november 2010 heeft de raad van de gemeente Katwijk het bestemmingsplan "Rijnsburg" vastgesteld. Dit bestemmingsplan omvat een groot deel van het grondgebied van de kern "Rijnsburg" waaronder het plangebied van het uitwerkingsplan. Tegen voornoemd besluit is beroep ingesteld. De beroepsgronden zien onder meer op verkeer-, geluid- en luchtkwaliteitaspecten, welke het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Rijnsburg" treffen.
Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens de omstandigheid dat het procesbelang is vervallen. De door [appellant] en anderen niet gewenste ontwikkeling is immers nog niet in een onherroepelijk bestemmingsplan neergelegd, zodat zij naar het oordeel van de Afdeling belang hebben bij hun beroep dat is gericht tegen het uitwerken van de desbetreffende ontwikkeling in het onderhavige uitwerkingsplan.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de procedure rondom het bestreden besluit niet goed is verlopen. Zij voeren hiertoe aan dat het voorstel voor het besluit is gedateerd op 19 augustus 2009, terwijl dit 18 augustus 2009 had moeten zijn en dat het besluit slechts één paraaf telt en daarmee geen rechtsgeldig meerderheidsbesluit is. Volgens [appellant] en anderen blijkt uit de verslagen niet dat op het voorstel positief of negatief is besloten.
2.3.1. Uit de besluitenlijst van de collegevergadering van 30 maart 2010 blijkt dat besloten is tot vaststelling van het uitwerkingsplan.
Uit de Algemene wet bestuursrecht, Gemeentewet noch uit de Wet ruimtelijke ordening volgt de wettelijke verplichting om collegevoorstellen van een datum te voorzien, noch dat alle leden van het college het besluit van een paraaf moeten voorzien.
Doorsteek Kleipettenlaan/ Christinalaan
2.4. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de voorziene tweede ontsluiting van de woonwijk "De Kleipetten" door de doorsteek van de Kleipettenlaan naar de Christinalaan. Zij voeren hiertoe aan dat door de betreffende doorsteek veel sluipverkeer langs hun woningen zal ontstaan, hetgeen zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat het college een akoestisch onderzoek had moeten verrichten. [appellant] en anderen betogen tot slot dat de gebruikte verkeersgegevens onjuist zijn waardoor ook de uitkomsten van het luchtkwaliteitonderzoek twijfelachtig zijn.
2.4.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, zijn de op de kaart aangewezen gronden met de bestemming "Woondoeleinden, uit te werken -UW" bestemd voor:
d. wegen (inclusief bermen), bruggen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, dient de realisering van de in lid 1 genoemde doeleinden te geschieden overeenkomstig de navolgende beschrijving in hoofdlijnen:
a. De hoofdontsluiting voor de wijk, de Kleipettenlaan, is vanaf de Sandtlaan reeds gerealiseerd. De aansluiting van de Kleipettenlaan op de Valkenburgerweg dient echter nog te geschieden en wel ter plaatse van dan wel op een maximale afstand van 10 meter van de aanduiding Hoofdontsluiting op de kaart.
2.4.2. Bij de beoordeling van het uitwerkingsplan staat voorop dat aan een uitwerkingsplicht in een bestemmingsplan gevolg dient te worden gegeven en dat daarbij de uitwerkingsregels dienen te worden toegepast. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat aan deze verplichting kan worden voorbijgegaan.
In de uitwerkingsregels en op de plankaart wordt reeds in de hoofdaansluiting ter plaatse van de doorsteek van de Kleipettenlaan naar de Christinalaan voorzien. Het voorgaande brengt met zich dat door het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de thans bestreden bestemming in beginsel als een gegeven moet worden beschouwd. Uit het vorenstaande volgt dat de aanvaardbaarheid van de uitwerkingsregels reeds is afgewogen in het kader van de bestemmingsplanprocedure en thans niet ter beoordeling staat. Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat het college aan de uitwerkingsverplichting voorbij had moeten gaan.
2.5. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met het standpunt van het college dat het opnemen van een knip in de verkeerscirculatie van De Kleipetten niet aan de orde is. [appellant] en anderen betogen dat uit het oogpunt van veiligheid en leefbaarheid een eventuele knip al moet worden opgenomen in het uitwerkingsplan.
2.5.1. Zoals hiervoor overwogen dient aan een uitwerkingsplicht in een bestemmingsplan gehoor te worden gegeven en daarbij dienen de uitwerkingsregels te worden toegepast. Het opnemen van een knip in het uitwerkingsplan zou in strijd zijn met de uitwerkingsregels zoals neergelegd in het bestemmingsplan, nu daarin is bepaald dat ter plaatse van de voorgestelde knip, een hoofdontsluiting wordt gerealiseerd.
2.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012