ECLI:NL:RVS:2012:BV3212

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012276/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van milieuvergunning voor kartcircuit door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland

In deze zaak heeft de vereniging Skelterclub Hoekse Waard beroep ingesteld tegen de weigering van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland om een verklaring als bedoeld in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer te verlenen. Dit betreft een verandering van een door Skelterclub gedreven inrichting voor een kartcircuit aan de Voorweg 1 te Strijen. Het college weigerde de verklaring op 19 maart 2010, en verklaarde het bezwaar van Skelterclub ongegrond op 11 november 2010. Skelterclub stelde dat de melding van de verandering niet nodig was, omdat de geldende vergunning het toestond om op zowel 50 zaterdagen als 50 zondagen trainingen te houden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld en geconcludeerd dat de melding wel degelijk was toegestaan onder de bestaande vergunning. De Afdeling oordeelde dat de vergunning niet alleen 50 trainingen per jaar toestond, maar dat dit ook op zowel zaterdag als zondag mocht plaatsvinden, wat in totaal 100 trainingen per jaar betekent. De beroepsgrond van Skelterclub slaagde, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bestaande rechten en vergunningen zorgvuldig te interpreteren en te respecteren.

Uitspraak

201012276/1/A4.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
vereniging Skelterclub Hoekse Waard, gevestigd te Strijen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2010 heeft het college een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van een door Skelterclub gedreven inrichting voor een kartcircuit aan de Voorweg 1 te Strijen geweigerd.
Bij besluit van 11 november 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft het college het door Skelterclub hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Skelterclub bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Skelterclub heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2011, waar Skelterclub, vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Zoetermeer, en ir. F.G.F.M. van Kampen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.G. van Tilburg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2b, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de melding als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer voor de inwerkingtreding van de Wabo is gedaan. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.2. Ten behoeve van de inrichting is op 13 mei 2004 een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend.
Ingevolge voorschrift C.1, voor zover hier van belang, mag de bedrijfssituatie 'normale weekendtraining' maximaal 50 maal per kalenderjaar optreden.
Ingevolge voorschrift C.3, voor zover hier van belang, mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau gedurende de dagperiode van 07.00 uur tot 19.00 uur onder de representatieve bedrijfssituatie 'normale weekendtrainingen' op de woningen Hoekseweg 4-6 en 8 niet meer bedragen dan 51 dB(A).
Ingevolge voorschrift C.4, voor zover hier van belang, mag het maximale geluidniveau gedurende die dagperiode onder de representatieve bedrijfssituatie 'normale weekendtraining' niet meer bedragen dan 65 dB(A) wat betreft de woning Hoekseweg 8 en niet meer dan 62 dB(A) wat betreft de woning Hoekseweg 4-6.
2.3. Bij brief van 24 september 2009, aangevuld op 24 november 2009, heeft Skelterclub een melding gedaan. In de melding heeft Skelterclub het college verzocht voorschrift C.1 van de geldende vergunning zo uit te leggen dat onder de toegestane 50 weekendtrainingen, moet worden verstaan 100 weekendtrainingsdagen, te weten 50 zaterdagen en 50 zondagen. Ingeval het college daartoe niet bereid is, verzoekt Skelterclub om acceptatie van de verandering van de inrichting inhoudende dat alsnog op bedoelde 100 dagen getraind mag worden.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de wijziging van de inrichting leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de geldende vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken. Aan de voorwaarden van artikel 8.19, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt volgens het college niet voldaan en voor de beoogde verandering moet derhalve een aanvraag om een nieuwe milieuvergunning worden ingediend. Volgens het college ziet de geldende vergunning op niet meer dan 50 normale weekendtrainingsdagen, zodat de melding betrekking heeft op het verrichten van trainingen op 50 extra dagen. De in voorschrift C.3 en C.4 opgenomen geluidgrenswaarden zien uitsluitend op de gevolgen van de 50 toegestane weekendtrainingsdagen, zodat de beoogde verandering niet met een melding kan worden gedaan, aldus het college.
2.5. Ingevolge artikel 8.19, eerste lid, van de Wet milieubeheer geldt een voor een inrichting verleende vergunning tevens voor veranderingen van de inrichting of de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder de voorwaarde dat:
a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend;
b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zesde lid, onder a, gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en
c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25.
2.6. Skelterclub betoogt primair dat het doen van een melding niet nodig was, omdat het volgens de geldende vergunning is toegestaan dat op zowel 50 zaterdagen als 50 zondagen trainingen plaatsvinden.
Subsidiair betoogt zij dat indien deze activiteiten op de genoemde dagen niet reeds zijn vergund, de melding ten onrechte niet is geaccepteerd, aangezien de gemelde activiteiten niet leiden tot een toename van geluidoverlast, aangezien de geluidgrenswaarden niet worden overschreden. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Skelterclub naar de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2002 in zaak nr.
200103472/1.
2.6.1. Allereerst staat ter beoordeling of een melding is vereist. Bepalend is of met de geldende vergunning 50 trainingsdagen of 100 trainingsdagen in het weekend zijn vergund.
De aan de revisievergunning verbonden voorschriften, waaronder voorschrift C.1 dat 50 normale weekendtrainingen toestaat, bieden daarover geen duidelijkheid. In voorschrift B.1 is, voor zover hier van belang, bepaald dat de vergunningaanvraag en de daarbij behorende bijlagen deel uitmaken van de vergunning. In de vergunningaanvraag zijn de vijf verschillende bedrijfssituaties die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, weergegeven met de letters A, B, C, D en E. In de vergunningaanvraag is enerzijds vermeld dat de hier aan de orde zijnde bedrijfssituatie D de normale weekendtrainingsdag betreft, welke situatie maximaal 50 maal per jaar kan voorkomen, maar uit het in de vergunningaanvraag opgenomen schema volgt anderzijds dat bedrijfssituatie D zich op alle zaterdagen en alle zondagen, derhalve meer dan 100 maal per jaar, kan voordoen. In de van de revisievergunning deel uitmakende aanvraag zijn dan ook voor zowel het standpunt dat 50 trainingsdagen in het weekend zijn vergund als voor het standpunt dat 100 trainingsdagen in het weekend zijn vergund aanknopingspunten te vinden.
Omdat uit het besluit tot verlening van de revisievergunning blijkt dat is beoogd de op grond van de voorgaande vergunning bestaande rechten te respecteren, ziet de Afdeling aanleiding betekenis toe te kennen aan de activiteiten die op grond van de voorgaande krachtens de Hinderwet verleende vergunning waren toegestaan.
In de op 7 april 1965 verleende Hinderwetvergunning zijn geen beperkingen opgenomen ten aanzien van de dagen en tijdstippen waarop de inrichting in werking mag zijn. De aanvraag die heeft geleid tot deze Hinderwetvergunning bevat evenmin dergelijke beperkingen. Uit de stukken in het dossier
201007174/1, waarnaar ter zitting is verwezen, waaronder het rapport zoneringsonderzoek van december 1989, het zonevoorstel van 10 november 1992, het saneringsprogramma industrielawaai van 5 november 1997 en de notitie van 1 september 2009 van Peutz b.v., blijkt dat het kartcircuit destijds op zaterdagen en zondagen werd gebruikt voor trainingen. Voorts volgt uit het stuk waarin de destijds geldende huisregels staan vermeld, dat de inrichting elke zaterdag en elke zondag is geopend.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling, nu met de revisievergunning is beoogd geen inbreuk te maken op bestaande rechten op grond van de Hinderwetvergunning, van oordeel dat in de revisievergunning met 50 weekendtrainingen in een jaar wordt bedoeld 50 trainingen op zaterdag en 50 trainingen op zondag. Dit betekent dat de beoogde verandering van de inrichting waarvoor de melding is gedaan, reeds is toegestaan ingevolge de revisievergunning.
De beroepsgrond slaagt.
2.6.2. De beroepsgrond van Skelterclub dat het college ten onrechte in verband met de toename van geluidhinder de melding niet heeft geaccepteerd, behoeft in verband hiermee geen behandeling.
2.7. Het beroep is gegrond. Het besluit van 11 november 2010 dient wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. Nu echter terecht is geweigerd de melding te accepteren, zij het op onjuiste gronden, ziet de Afdeling aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 11 november 2010, kenmerk PZH-2010-217542431;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij vereniging Skelterclub Hoekse Waard in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,51 (zegge: negenhonderdzeven euro en eenenvijftig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan vereniging Skelterclub Hoekse Waard het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012
163-684.