201102846/1/R1.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Margraten, gemeente Eijsden-Margraten,
de raad van de gemeente Margraten (thans: Eijsden-Margraten),
verweerder.
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Margraten het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 januari 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. F.J.P. Baur, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is daar als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R. Sangers, advocaat te Maastricht.
2.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 19 augustus 2010 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd.
Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.2. [appellant] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht. Voor zover [appellant] verwijst naar de tegen het ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied 2009" ingediende zienswijzen, kan dit niet worden aangemerkt als een zienswijze tegen het onderhavige ontwerpbestemmingsplan. Dat [appellant] een landschapsrapport van Coen Eggen van juni 2010 aan de raad heeft toegezonden, heeft de raad evenmin als zienswijze hoeven aanmerken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat blijkens de stukken dat rapport bij brief van 27 juni 2010 is verzonden, onder gelijktijdige verzending naar de Afdeling in de procedure ten aanzien van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, en door de raad is ontvangen op 1 juli 2010. Dit stuk dateert aldus van voor de terinzagelegging van het ontwerpplan op 19 augustus 2010. Voor zover [appellant] stelt dat hij voormeld rapport persoonlijk aan verschillende raadleden heeft overhandigd overweegt de Afdeling, daargelaten dat [appellant] deze stelling niet aan de hand van stukken heeft onderbouwd, dat de raad dit niet als zienswijze heeft hoeven aanmerken nu niet is voldaan aan de wijze waarop de zienswijze volgens de publicatie naar voren dient te worden gebracht, zodat voor de raad niet kenbaar was dat dit rapport als zienswijze was bedoeld.
Nu niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan [appellant] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, is het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld tegen het conform het ontwerpplan vastgestelde plan.
2.2.1. Bij de vaststelling van het plan zijn weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerpplan, doch tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het tijdig indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor betrokkenen een ongunstiger positie bewerkstelligen.
Het beroepschrift is gericht tegen het plandeel dat betrekking heeft op het perceel ter hoogte van de kruising Gen Höf en Verlorenweg, kadastraal bekend sectie K, nummer 37.
Het ontwerpplan maakte op dit plandeel de bouw van een loods met bijbehorende ruimtelijke inpassing mogelijk door te voorzien in de bestemmingen "Agrarisch - Bedrijf" en "Groen", de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" en "Waarde - Landschapselement", de aanduiding "bouwvlak" en tweemaal de aanduiding "waterberging".
De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan betreffen een verplaatsing en uitbreiding van de bestemming "Groen", het schrappen van een van de aanduidingen "waterberging", het verschuiven van het bouwvlak met 2,5 m in oostelijke richting en het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - grondwal" aan een deel van de bestemming "Groen".
Niet valt in te zien dat [appellant] door de gewijzigde vaststelling van het plan in een ongunstiger positie is gebracht voor zover het betreft de verplaatsing en uitbreiding van de bestemming "Groen", het schrappen van een van de aanduidingen "waterberging" en het verschuiven van het bouwvlak met 2,5 m in oostelijke richting. Tegen voormelde wijzigingen kan [appellant] niet opkomen.
Nu [appellant], gelet op het vorenstaande, niet kan opkomen tegen het bouwvlak waarmee in de loods is voorzien, valt evenmin in te zien dat hij door de gewijzigde vaststelling van het plan in een ongunstiger positie is gebracht voor zover het betreft het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - grondwal". Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de met deze aanduiding voorziene grondwal, gelet op de plantoelichting en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is voorzien om de loods wat betreft geluid- en lichthinder ruimtelijk in te passen en de ter plaatse voorkomende natuurwaarden zo min mogelijk te verstoren.
Het beroep van [appellant] is derhalve niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012