ECLI:NL:RVS:2012:BV3241

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001858/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • N.S.J. Koeman
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck

Op 8 december 2009 heeft de raad van de gemeente Cranendonck het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder een aantal natuurlijke personen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Roerdomp B.V., beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben hun beroepen aangevuld met verschillende brieven in de maanden na de indiening van hun initiële beroepen. De zaak is op 23 november 2011 ter zitting behandeld. De appellanten hebben verschillende bezwaren geuit tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, waaronder de beperking van opslagmogelijkheden, de aanduiding van bouwvlakken, en de toekenning van dubbelbestemmingen zoals "Waarde - Archeologie (WR-A)" en "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)". De Raad van State heeft in haar uitspraak op 8 februari 2012 geoordeeld dat het beroep van appellante sub 1 niet-ontvankelijk is voor een deel, en dat de beroepen van de andere appellanten ongegrond zijn, met uitzondering van het beroep van Viva Maarheeze B.V. en anderen, dat gegrond is verklaard. De Raad heeft het besluit van de raad van de gemeente Cranendonck vernietigd voor zover het de koppeling van bouwvlakken betreft. De Raad heeft de raad van de gemeente Cranendonck veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan Viva Maarheeze B.V. en anderen.

Uitspraak

201001858/1/R3.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1, gevestigd te Budel, gemeente Cranendonck,
2. [appellant sub 2], wonend te Budel-Schoot, gemeente Cranendonck,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Roerdomp B.V., gevestigd te Lierop, gemeente Someren,
4. [appellant sub 4], wonend te Soerendonk, gemeente Cranendonck,
5. [appellant sub 5], wonend te Soerendonk, gemeente Cranendonck,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Viva Maarheeze B.V., gevestigd te Maarheeze, gemeente Cranendonck, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Cranendonck,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2010, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2010, De Roerdomp bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2010, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2010, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2010, en Viva Maarheeze en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2010 beroep ingesteld.
[appellante sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 8 maart 2010. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 29 maart 2010. De Roerdomp heeft haar beroep aangevuld bij brief van 8 april 2010. [appellant sub 4] heeft zijn beroep aangevuld bij brief ingekomen op 16 april 2010. Viva Maarheeze en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 20 april 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 1] en [appellant sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2011, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, [appellant sub 4], [appellant sub 5], en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.D.H. Janssen en ing. M.I. Briggeman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Het beroep van [appellante sub 1]
2.1. Het beroep van [appellante sub 1] voor zover gericht tegen de in het plan opgenomen beperking van de opslagmogelijkheden in een loods binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch (A)" op haar perceel Ruilverkavelingsweg 10, en voor zover gericht tegen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie (WR-A)", steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een over het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Voor zover [appellante sub 1] wat betreft de gebruiksmogelijkheden van de loods een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel, nu het vastgestelde plan voorziet in de mogelijkheid van niet-agrarische opslag voor een loods op het perceel Het Laar 7 is hierin geen rechtvaardiging gelegen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat voor [appellante sub 1] ten tijde van het ontwerpplan kenbaar was dat een dergelijke mogelijkheid niet voor haar perceel was opgenomen. Het had in de rede gelegen dat [appellante sub 1] reeds in haar zienswijze haar bezwaren hiertegen naar voren had gebracht.
Het beroep van [appellante sub 1] is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.2. [appellante sub 1] betoogt dat ten onrechte eerst in het vastgestelde plan een verbreding van de Ruilverkavelingsweg aan de westzijde van zijn perceel mogelijk wordt gemaakt alsmede eerst bij de vaststelling van het plan de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" langs de Boschloop aan de oostzijde van zijn perceel is opgenomen.
[appellante sub 1] stelt dat een breedte van 4,80 m voor de Ruilverkavelingsweg voldoende is en deze weg niet 7 m breed behoeft te zijn. Volgens [appellante sub 1] is ook niet duidelijk hoe deze verbreding ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd. Wat betreft de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" vreest [appellante sub 1] dat deze aanduiding zijn bedrijfsvoering negatief beïnvloedt.
2.2.1. De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerpplan. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerpplan naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. Vast staat dat de raad in dit geval in het vastgestelde plan de verbreding van de Ruilverkavelingsweg mogelijk heeft gemaakt en de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" langs de Boschloop heeft opgenomen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt.
2.2.2. Wat betreft de stelling van [appellante sub 1] dat een breedte van 4,80 m voor de Ruilverkavelingsweg voldoende is, heeft zij deze stelling niet nader onderbouwd en evenmin aangetoond dat de door de raad voorziene breedte van 7 m onredelijk zou zijn. Voor zover het [appellante sub 1] niet duidelijk is hoe de verbreding van deze weg ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd, wordt overwogen dat dit een uitvoeringsaspect betreft dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.2.3. Wat betreft de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 37.3, aanhef en onder a en c, van de planregels, voor zover hier van belang, kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming van de gronden ter plaatse van deze aanduiding geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming "Natuur (N)", mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid. Voorts vindt de wijziging pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
Nu de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast indien aan de gestelde voorwaarden is voldaan, heeft [appellante sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" ernstige nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering kan hebben.
2.3. [appellante sub 1] richt zich voorts tegen de vaststelling van de aanduiding "bouwvlak", voor zover deze is toegekend aan haar perceel aan de [locatie 1]. Zij betoogt dat het bouwvlak op haar perceel ten onrechte niet in zijn geheel parallel aan de Ruilverkavelingsweg ligt, waardoor de vorm van het bouwvlak onlogisch is. Tevens is het verharde koepad ten onrechte niet binnen het bouwvlak opgenomen, waardoor [appellante sub 1] hiervan geen gebruik meer kan maken.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een bouwvlak op maat is toegekend, waarbinnen bovendien nog mogelijkheden bestaan om uit te breiden.
2.3.2. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Agrarisch (A)" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en bijbehorende voorzieningen.
Ingevolge artikel 3.2, lid 3.2.2, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" agrarische bedrijven toegestaan.
2.3.3. Aan het perceel van [appellante sub 1] zijn de bestemming "Agrarisch (A)" en de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Niet in geschil is dat het koepad buiten het bouwvlak ligt. Anders dan [appellante sub 1] stelt, is het echter niet noodzakelijk dat het bouwvlak tevens het koepad omvat. Het koepad maakt weliswaar onderdeel uit van het agrarische bedrijf van [appellante sub 1], maar de aanwezigheid hiervan vormt naar het oordeel van de Afdeling een bij het agrarische bedrijf van [appellante sub 1] behorende voorziening die binnen de omschrijving van de bestemming "Agrarisch (A)" als bedoeld in artikel 3.1 van de planregels, niet is uitgesloten. Evenmin volgt uit artikel 3.5, lid 3.5.1, onder a tot en met g, van de planregels dat het gebruik van het koepad dient te worden aangemerkt als strijdig gebruik. Voor zover [appellante sub 1] stelt dat het bouwvlak op haar perceel ten onrechte niet in zijn geheel parallel aan de Ruilverkavelingsweg ligt, heeft zij niet onderbouwd waarom de vorm van het bouwvlak onlogisch is.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de aanduiding "bouwvlak" aan het perceel kunnen toekennen.
2.4. Voorts richt [appellante sub 1] zich tegen de vaststelling van de dubbelbestemming "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)", voor zover deze is toegekend aan haar percelen ten noorden van de Ruilverkavelingsweg. Zij stelt dat de dubbelbestemming haar bedrijfsactiviteiten ter plaatse belemmert, nu zij dit perceel gebruikt voor tuin- en akkerbouw. Hiervoor moeten grondbewerkingen dieper dan 60 cm kunnen plaatsvinden. Voorts vreest zij dat haar bedrijfsactiviteiten worden belemmerd door veranderingen in de grondwaterstand.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de toekenning van de dubbelbestemming "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" is aangesloten bij het provinciale beleid.
2.4.2. Ingevolge artikel 27.1 van de planregels zijn de voor "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige toestand, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden in het aangrenzende natuurgebied.
Ingevolge artikel 27.3, lid 27.3.1, aanhef en onder a, van de planregels is het verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld te verzetten, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet.
2.4.3. Niet in geschil is dat de beschermingszone van de natte natuurparel voortkomt uit het provinciale Reconstructieplan Boven-Dommel en dat bedoelde gronden van [appellante sub 1] in de beschermingszone van het reconstructieplan liggen. De raad onderschrijft het hierin neergelegde provinciale beleid en heeft dit als gemeentelijk beleid toegepast bij de vaststelling van het plan. De Afdeling acht deze keuze niet onredelijk. Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe nopen dat hiervan dient te worden afgeweken. [appellante sub 1] heeft echter geen omstandigheden aangevoerd waarin de raad aanleiding had moeten zien om af te wijken van het reconstructieplan. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellante sub 1] niet nader heeft onderbouwd waarom grondbewerkingen dieper dan 60 cm ten behoeve van tuin- en akkerbouw noodzakelijk zouden zijn. Bovendien zijn grondbewerkingen dieper dan 60 cm niet uitgesloten nu [appellante sub 1] hiervoor ingevolge artikel 27.3, lid 27.3.1, van de planregels een aanlegvergunning kan aanvragen. Voor zover het om werkzaamheden gaat welke het normale onderhoud en beheer betreffen, zijn deze ingevolge artikel 27.3, lid 27.3.2, aanhef en onder c, van de planregels uitgezonderd van de aanlegvergunningplicht als bedoeld in lid 27.3.1. Voor zover [appellante sub 1] betoogt dat haar bedrijfsactiviteiten worden belemmerd door veranderingen in de grondwaterstand heeft zij dit niet nader onderbouwd.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de dubbelbestemming "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" aan de percelen ten noorden van de Ruilverkavelingsweg kunnen toekennen.
2.5. In hetgeen [appellante sub 1] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellante sub 1] is voor het overige ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.6. [appellant sub 2] richt zich tegen de vaststelling van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - herstel kleinschalige landbouwmachines (sw-hkl)" voor zover deze is toegekend aan het perceel Hamonterweg 39. Hij betoogt dat de met de aanduiding voorziene bedrijfsactiviteiten in strijd zijn met het provinciale beleid en met het vorige plan en dat deze bedrijfsactiviteiten in het voorliggende plan ten onrechte worden gelegaliseerd. Volgens hem is handel in landbouwmachines ter plaatse niet passend en onverantwoord. Voorts vreest hij dat hij zijn nabijgelegen landbouwgrond in de toekomst niet verder kan ontwikkelen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten op het perceel. Bovendien zijn de bedrijfsactiviteiten niet kleinschalig en is onduidelijk wanneer landbouwmachines naar aard en omvang nog kleinschalig zijn.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de aanduiding voor het perceel is opgenomen om de bestaande bedrijfsactiviteiten ter plaatse te reguleren.
2.6.2. Ingevolge artikel 20.1, aanhef en onder a en b, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Wonen (W)" bestemde gronden bestemd voor woningen en niet-woonfuncties, voor zover aangeduid in lid 20.2.3 van de planregels.
Ingevolge artikel 20.2, lid 20.2.3, van de planregels, voor zover hier van belang, is uitsluitend ter plaatse van de desbetreffende aanduiding herstel van kleinschalige landbouwmachines met een vloeroppervlakte van 250 m² toegestaan.
2.6.3. Aan het perceel ten westen van de kern Budel-Schoot is de bestemming "Wonen (W)" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - herstel kleinschalige landbouwmachines (sw-hkl)". Over het betoog van [appellant sub 2] dat het plan in zoverre in strijd is met het provinciale beleid, overweegt de Afdeling dat de raad niet aan het provinciale beleid is gebonden. Wel dient de raad hiermee rekening te houden. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad dit niet heeft gedaan.
Verder overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Voorts komt de raad bij de vaststelling van een plan een grote mate van beleidsvrijheid toe, waarbij er in dit geval, zoals ter zitting is komen vast te staan, voor is gekozen om de bestaande bedrijfsactiviteiten op het perceel te legaliseren omdat er geen overwegende bezwaren bestaan tegen deze activiteiten ter plaatse. De Afdeling acht dit standpunt in dit geval niet onredelijk, omdat niet is gebleken dat de aan het perceel toegekende aanduiding mogelijke toekomstige ontwikkelingen op het perceel van [appellant sub 2] belemmert. Voorts heeft [appellant sub 2] zijn stelling dat de toegekende aanduiding niet passend en onverantwoord is niet onderbouwd.
Aan het bezwaar dat in het plan niet is aangegeven welke landbouwmachines kleinschalig zijn en welke niet, kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Hiertoe wordt overwogen dat blijkens voornoemde planregels niet meer dan 250 m² aan vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van het herstel van deze machines. Door deze maximaal toegelaten oppervlakte worden de bedrijfsactiviteiten op het perceel voldoende begrensd. Voorts acht de Afdeling gelet op de ligging in het buitengebied buiten de kern van Budel-Schoot een dergelijke oppervlakte ten behoeve van voornoemde activiteiten niet onredelijk.
Gelet op het voorgaande is de keuze van de raad om de aanduiding aan het perceel toe te kennen niet onredelijk.
2.6.4. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het beroep van De Roerdomp
2.7. De Roerdomp richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bos (BO)", voor zover deze is toegekend aan haar perceel aan de Groenstraat 16. Zij betoogt dat ten onrechte aan een grotere oppervlakte van haar perceel de bestemming "Bos (BO)" is toegekend dan in het vorige plan en dat deze keuze onvoldoende is gemotiveerd. Voorts wordt zij door deze bestemming beperkt in haar bedrijfsvoering, nu het exploiteren van een agrarisch bedrijf niet primair is gericht op natuurbeheer. Bovendien beoogt de bestemming "Bos (BO)" bosgebieden te beschermen, maar niet kleine bosschages zoals op het perceel van De Roerdomp.
2.7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Bos (BO)" voor het perceel is opgenomen gelet op de ter plaatse aanwezige bosschages.
2.7.2. Ingevolge artikel 10.1, aanhef en onder b, d, f, en l, van de planregels zijn de voor "Bos (BO)" aangewezen gronden bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, van bestaande half open en gesloten landschappen en van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Voorts zijn de gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik.
2.7.3. Voorop wordt gesteld dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Voorts komt de raad bij de vaststelling van een plan een grote mate van beleidsvrijheid toe, waarbij hij er in dit geval voor heeft gekozen om de bestemming "Bos (BO)" aan het perceel toe te kennen.
Op het perceel zijn bosschages aanwezig. Anders dan De Roerdomp betoogt, is de Afdeling van oordeel dat de bescherming van kleine bosschages past binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Bos (BO)" in artikel 10.1 van de planregels. Evenals in het vorige plan is de bestemming "Bos (BO)" voor het perceel opgenomen, met dien verstande dat de bestemming in het voorliggende plan aan een grotere oppervlakte van het perceel is toegekend gelet op de ter plaatse aanwezige bosschages. Voorts wordt overwogen dat het perceel wordt gebruikt als tuin en derhalve niet ten dienste staat van het naastgelegen agrarische bedrijf van De Roerdomp. Gelet hierop heeft De Roerdomp niet aannemelijk gemaakt dat haar bedrijfsvoering door de toegekende bestemming wordt belemmerd.
Gelet op het voorgaande acht de Afdeling de keuze van de raad om aan het perceel de bestemming "Bos (BO)" toe te kennen niet onredelijk.
2.7.4. In hetgeen De Roerdomp heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van De Roerdomp is ongegrond.
De beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5]
2.8. [appellant sub 4] en [appellant sub 5] exploiteren respectievelijk een melkveehouderijbedrijf en een rundveehouderijbedrijf op hun perceel [locatie 2] onderscheidenlijk [locatie 3]. [appellant sub 4] richt zich tegen de vaststelling van de dubbelbestemming "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)", voor zover deze is toegekend aan zijn perceel. [appellant sub 5] richt zich tegen de vaststelling van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied", voor zover deze is toegekend aan zijn perceel. Tot slot richten zowel [appellant sub 4] als [appellant sub 5] zich tegen de vaststelling van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)", voor zover deze is toegekend aan hun percelen.
Zij betogen dat ten onrechte eerst in het vastgestelde plan de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)" en de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" zijn opgenomen. Het is niet duidelijk waarom het plan in zoverre gewijzigd is vastgesteld. Voorts betogen zij dat als gevolg van de toegekende aanduiding en dubbelbestemmingen de kans wordt vergroot dat hun percelen onder water komen te staan. Nu ter plaatse een sterk verontreinigde waterloop ligt, wordt de kwaliteit van de melk en het vlees van hun bedrijven bedreigd.
2.8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" is aangesloten bij het ter plaatse geldende Reconstructieplan Boven-Dommel en dat de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)" in het plan is opgenomen om wateroverlast te voorkomen. De aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" is voorts in het plan opgenomen om ook voor de toekomst voldoende bescherming tegen wateroverlast te kunnen bieden.
2.8.2. Voorop wordt gesteld dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerpplan. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerpplan naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. Vast staat dat de raad in dit geval naar aanleiding van de naar voren gebrachte zienswijzen van het waterschap De Dommel en de provincie Noord-Brabant de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)" en de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" in het vastgestelde plan heeft opgenomen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt.
2.8.3. Aan de percelen zijn de dubbelbestemmingen "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" en "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)" en de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" toegekend. Ingevolge artikel 27.1 van de planregels zijn de voor "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel (WR-BNN)" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige toestand, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden in het aangrenzende natuurgebied. Voorts zijn ingevolge artikel 30.1 van de planregels de voor "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water. De Afdeling acht de keuze van de raad om voornoemde dubbelbestemmingen aan de percelen toe te kennen niet onredelijk. Hiertoe wordt overwogen dat niet in geschil is dat voornoemde dubbelbestemmingen in het plan zijn opgenomen om respectievelijk de ter plaatse aanwezige waarden te beschermen en tijdelijk water te kunnen opvangen om elders wateroverlast te voorkomen. De raad is hiertoe overgaan op basis van de door het waterschap en de provincie naar voren gebrachte zienswijzen. Voorts hebben [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet met een deskundigenrapport of andere objectief verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat door de toegekende dubbelbestemmingen de kans wordt vergroot dat hun percelen onder water kunnen komen te staan als gevolg waarvan de kwaliteit van de melk en het vlees van hun bedrijven in gevaar kan komen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting is gebleken dat op de percelen al sinds lange tijd geregeld sprake is van wateroverlast die wordt veroorzaakt door een verhoogde waterstand. Deze waterstand kan echter niet met een bestemmingsplan worden gereguleerd.
2.8.4. Voor zover [appellant sub 5] voorts vreest dat als gevolg van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" de kwaliteit van de melk en het vlees niet kan worden gegarandeerd, wordt overwogen dat ingevolge artikel 37.4, aanhef, van de planregels burgemeester en wethouders de bestemming van de gronden ter plaatse van voornoemde aanduiding kunnen wijzigen teneinde ten behoeve van de opvang van water de gronden mede te bestemmen voor "Waterstaat - Waterbergingsgebied (WS-WB)". In de onderdelen a en b van deze planregel zijn echter voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet worden om de wijzigingsbevoegdheid te mogen toepassen. Zo mag het gebruik voor waterberging geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen vormen en mogen de ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling de zorgvuldige toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in voldoende mate gewaarborgd en heeft de raad in redelijkheid deze wijzigingsbevoegdheid door middel van een aanduiding in het plan kunnen opnemen.
2.8.5. Gelet op voorgaande overwegingen bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad voornoemde aanduiding en dubbelbestemmingen in redelijkheid niet aan de percelen had mogen toekennen.
2.8.6. In hetgeen [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5] zijn ongegrond.
Het beroep van Viva Maarheeze en anderen
2.9. Het beroep van Viva Maarheeze en anderen is gericht tegen de vaststelling van de aanduiding "relatie", voor zover hiermee de bouwvlakken die zien op de percelen De Vinnen 4, De Vinnen 4A en Het Laar 9A aan elkaar zijn gekoppeld.
2.9.1. Uit het verweerschrift blijkt dat de raad per abuis de bouwvlakken van de percelen De Vinnen 4, De Vinnen 4A en Het Laar 9A met de aanduiding "relatie" aan elkaar heeft gekoppeld.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.9.2. In hetgeen Viva Maarheeze en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij de bouwvlakken van de percelen De Vinnen 4, De Vinnen 4A en Het Laar 9A met de aanduiding "relatie" aan elkaar zijn gekoppeld, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van Viva Maarheeze en anderen is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Proceskosten
2.10. De raad dient ten aanzien van Viva Maarheeze en anderen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellante sub 1], [appellant sub 2], De Roerdomp, [appellant sub 4] en [appellant sub 5] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1], voor zover gericht tegen de beperking van de opslagmogelijkheden in een loods binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch (A)" op haar perceel [locatie 1], en voor zover gericht tegen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie (WR-A)", niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Viva Maarheeze B.V. en anderen gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Cranendonck van 8 december 2009, voor zover daarbij de bouwvlakken van de percelen De Vinnen 4, De Vinnen 4A en Het Laar 9A met de aanduiding "relatie" aan elkaar zijn gekoppeld;
IV. verklaart het beroep van [appellante sub 1] voor het overige, en de beroepen van [appellant sub 2], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Roerdomp B.V., [appellant sub 4] en [appellant sub 5] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Viva Maarheeze B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Cranendonck aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Viva Maarheeze B.V. en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012
177-605.