ECLI:NL:RVS:2012:BV3259

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100559/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • E.A. Binnema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Einsteinplaats' en de gevolgen voor omwonenden

Op 6 september 2010 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Einsteinplaats' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten A en B, wonend te Reeuwijk, op 13 januari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 20 december 2011. Appellanten vrezen dat de bestemming 'Bedrijf' voor de gronden naast hun perceel leidt tot vermindering van zonlicht, uitzicht en privacy, en dat er te weinig groen in het plan is voorzien. De raad heeft echter betoogd dat er al onherroepelijke bouwvergunningen zijn verleend voor bedrijfspanden in het plangebied, waardoor de wijziging die het plan inhoudt beperkt is. De raad stelt dat de schaduwwerking van de nieuwe bebouwing niet onacceptabel is en dat het plan past in de omgeving, die al bestaat uit bedrijfsbebouwing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen van de ontwikkeling van het bedrijvenhof zwaarder wegen dan de belangen van de appellanten. De Afdeling heeft vastgesteld dat de afstand van de nieuwe bebouwing tot de percelen van appellanten voldoende is om de gevolgen voor uitzicht en privacy te beperken. Ook is er voldoende ruimte voor groen in het bestemmingsplan. De Afdeling heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.

Uitspraak

201100559/1/R4.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Einsteinplaats" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2011, waar [appellant A], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, en de raad, vertegenwoordigd door T. Revet en C.M. Kortekaas-Panis, werkzaam bij de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Golden Rock Development B.V., vertegenwoordigd door drs. D.F. Noppen, en ir. D.H.J. Sligman.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een klein gebied dat aan twee kanten wordt begrensd door het bedrijventerrein Zoutman, gelegen in het zuiden van Reeuwijk-Brug. Het plan maakt een bedrijvenhof met acht bedrijfsruimten met bijbehorende bedrijfswoningen mogelijk.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de bestemming "Bedrijf" die is toegekend aan de gronden die naast hun perceel aan de Einsteinstraat zijn gesitueerd. [appellanten] vrezen vanwege de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden voor vermindering van zonlicht in hun tuin, voor een beperking van hun uitzicht en voor een vermindering van hun privacy. Verder voorziet het plan volgens hen in te weinig groen. Tot slot betogen [appellanten] dat er sprake is van waardevermindering van hun woning.
2.3. De raad heeft uiteengezet dat in het plangebied reeds bedrijfspanden kunnen worden gerealiseerd krachtens twee onherroepelijke bouwvergunningen die met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn verleend. Gelet hierop is de wijziging die het plan inhoudt volgens hem beperkt en acht hij de beperking van het uitzicht alsmede het verlies aan privacy niet onaanvaardbaar. Verder stelt de raad zich onder verwijzing naar het bezonningsdiagram van 10 mei 2009, opgesteld door de projectontwikkelaar Golden Rock Development, op het standpunt dat de schaduwwerking als gevolg van de in het plan voorziene bebouwing niet onacceptabel is. Volgens de raad past het plan in de omgeving, nu het gebied wordt omgeven door bedrijfsbebouwing met een maximale bouwhoogte van 7 meter.
2.4. Het plan voorziet in plandelen met de bestemming "Bedrijf", "Verkeer" en "Water". In artikel 3, van de planregels is weergegeven welke mogelijkheden de bestemming "Bedrijf" biedt. De maximaal toegestane bouwhoogte voor de bedrijfsruimten bedraagt 6,5 meter en voor de bedrijfswoningen 9,5 meter. De kortste afstand van de in het plan voorziene bedrijfsruimten tot het perceel van [appellanten] bedraagt ten minste 5 meter en de kortste afstand van de in het plan voorziene bedrijfswoningen tot bedoeld perceel ten minste 14 meter. Blijkens de verbeelding in samenhang bezien met artikel 3, lid 3.3, onder de aanhef bouwwerken, geen gebouwen zijnde, sub b, van de planregels kunnen dakterrassen met een oppervlakte van maximaal 20 m² worden gerealiseerd op een afstand van ten minste 14 meter tot het perceel van [appellanten]. Voorts kunnen de in het plan voorziene balkons blijkens de verbeelding in samenhang bezien met artikel 3, lid 3.3, onder de aanhef bouwwerken, geen gebouwen zijnde, sub c, op een afstand van ten minste 9 meter tot het perceel van [appellanten] worden gerealiseerd. Waar het betreft de in artikel 7, lid 7.4, van de planregels genoemde ondergeschikte onderdelen van een gebouw kunnen de hiervoor genoemde afstanden met maximaal 1,5 meter worden verkleind. De bouwblokken beslaan 49% van de voor "Verkeer" en "Bedrijf" bestemde plandelen. Het resterende deel van deze plandelen kan gelet op artikel 3, lid 3.1, en artikel 4, lid 4.1, van de planregels voor andere doeleinden, waaronder groenvoorzieningen, worden ingericht.
2.4.1. Het plangebied ligt op de hoek van het bedrijventerrein Zoutman en wordt begrensd door bebouwing met een maximale hoogte van 7 onderscheidenlijk 11 meter. Gelet hierop heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan voorziene ontwikkelingen in de omgeving passen. Op het moment waarop [appellanten] hun pand kochten, waren reeds twee bouwvergunningen voor het realiseren van bedrijfspanden ter plaatse van het plangebied verleend en onherroepelijk geworden. Naar ter zitting is gebleken, zijn deze vergunningen nooit ingetrokken. Krachtens deze bouwvergunningen kunnen gebouwen worden opgericht van een vergelijkbare omvang als de in het plan voorziene gebouwen en op een afstand van eveneens 5 meter vanaf de grens met het perceel van [appellanten].
2.4.2. Gelet op de afstand van het perceel van [appellanten] tot de in het plan voorziene bebouwing en de omvang van deze bebouwing heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlies van uitzicht als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen niet onaanvaardbaar is. Gelet op die afstand, alsmede gelet op de afstand van de in het plan voorziene bedrijfswoningen en de daarbij behorende dakterrassen en balkons tot het perceel van [appellanten] geldt datzelfde voor privacybeperkingen als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen.
Het bezonningsdiagram geeft weer dat er door de in het plan voorziene bebouwing alleen in het voorjaar en het najaar schaduwwerking plaatsvindt op het zijerf en op een gedeelte van het achtererf van [appellanten]. In de winter wordt de schaduw op het erf in verband met de lage stand van de zon veroorzaakt door de ter plaatse reeds aanwezige bebouwing. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beperking van lichtinval als gevolg van de in het plan voorziene bebouwing niet onaanvaardbaar is.
2.4.3. Voor zover [appellanten] betogen dat het plan in te weinig groen voorziet, overweegt de Afdeling als volgt. Het plangebied wordt aan twee kanten begrensd door het bedrijventerrein Zoutman, zodat de omgeving van het plangebied grotendeels uit bedrijven bestaat. Gelet hierop en gelet op het percentage van het plangebied waarop gebouwen mogen worden opgericht, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in het bestemmingsplan in voldoende ruimte voor groen is voorzien.
2.4.4. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat het plan een nadelige invloed op de waarde van de woning heeft, overweegt de Afdeling dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.4.5. Gelet op al het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de belangen gemoeid met de ontwikkeling van een bedrijvenhof dan aan de belangen van [appellanten]. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Binnema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012
589-731.