201110899/2/A1 en 201111999/2/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Heerlen,
2. [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te Heerlen,
verzoekers,
tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht van respectievelijk 2 september 2011 in zaak nr. 11/640 en 5 oktober 2011 in zaak nr. 11/385 in de gedingen tussen:
[verzoeker sub 1],
[verzoeker sub 2] en anderen
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Bij besluiten van 18 januari 2011, voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, heeft het college aan de stichting Stichting Arcus College vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het realiseren van twee vestigingen van een onderwijsinstelling op de percelen Nieuw Eyckholt 302 en Valkenburgerweg 148 te Heerlen.
Bij uitspraak van 2 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker sub 1] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker sub 1] bij fax, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 8 november 2011. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2011, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 5 oktober 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker sub 2] en anderen daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2011, hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 2] en anderen hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 12 december 2011. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2011, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 januari 2012, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. M. van Hoorne, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi en mr. M.C.T. Linders, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voort is ter zitting de Stichting Arcus College, vertegenwoordigd door R.E. Riedijk, bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verzoeken strekken tot schorsing van de besluiten van 18 januari 2011 totdat in de hoofdzaken uitspraak is gedaan teneinde te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat. Aan deze verzoeken is ten grondslag gelegd dat de Stichting Arcus College een aanvang heeft gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van het schoolgebouw op het perceel Valkenburgerweg 148.
2.3. Het college en de Stichting Arcus College hebben ter zitting onbetwist gesteld dat de bouwwerkzaamheden op het perceel Nieuw Eyckholt 302 pas eind 2012 zullen beginnen. Nu te verwachten valt dat de hoofdzaken voordien op een zitting van de Afdeling zullen worden behandeld, is met de verzoeken, voor zover die zien op de vrijstelling en bouwvergunning voor de vestiging op het perceel Nieuw Eyckholt 302, reeds hierom geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.4. Voor zover de verzoeken zien op de verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van de vestiging op het perceel Valkenburgerweg 148 overweegt de voorzitter het volgende.
Hoewel gelet op de ruimtelijke uitstraling van dit bouwplan niet geheel valt uit te sluiten dat de Afdeling in de bodemprocedures tot een ander oordeel zal komen dan de rechtbank en de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, ziet de voorzitter geen aanleiding tot inwilliging van de verzoeken. Immers, als ervan zou moeten worden uitgegaan dat verzoekers door de bestreden besluiten wel rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen, is in dit geval, gelet op de aan het college toekomende beleidsvrijheid, op voorhand onvoldoende aannemelijk dat het college bij afweging van de betrokken belangen geen vrijstelling en bouwvergunning voor realisering van het bouwplan heeft mogen verlenen, ook als ervan wordt uitgegaan dat [verzoeker sub 2] en anderen en [verzoeker sub 1] hinder van de voorziene vestiging op het perceel Valkenburgerweg 148 zullen ondervinden. Bij zijn voorlopig oordeel heeft de voorzitter de van de zijde van het college overgelegde en aan de vrijstelling ten grondslag liggende rapporten in aanmerking genomen.
2.5. Onder deze omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen worden de verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2012