201111695/2/R1.
Datum uitspraak: 7 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Hengelo,
verzoekers,
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Bij besluit van 13 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "C.T. Storkstraat 35" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2011, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hotel 't Lansink Beheer B.V. heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 januari 2012, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker A] en bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door J.S. Schilstra, P.L. Drent en D.C. Bouwhuis-Zwierstra, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Hotel 't Lansink, vertegenwoordigd door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede, en mr. W.W. Beugelink.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plangebied heeft betrekking op het perceel C.T. Storkstraat 35. Het plan voorziet in het realiseren van elf hotelkamers in het bestaande gebouw ten behoeve van het tegenovergelegen Hotel 't Lansink.
2.3. Blijkens de verbeelding is aan het gehele perceel de bestemming "Gemengd" met de aanduiding "minimale-maximale goothoogte 5-7 m en minimale-maximale bouwhoogte 10-12 m" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid. 3.2.1, onder c en d, van de planregels mogen de bouw- en goothoogte ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte" niet worden overschreden.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en c, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
2.4. De raad en Hotel 't Lansink hebben betoogd dat het spoedeisend belang ontbreekt, nu op 16 januari 2012 door het college van burgermeester en wethouders reeds een omgevingsvergunning is verleend voor het veranderen van het pand op het perceel C.T. Storkstraat 35 tot hotelkamers (activiteiten bouwen, slopen en handeling met gevolg voor beschermd rijksmonument). De raad heeft ter zitting aangegeven dat de omgevingsvergunning onder meer is verleend voor het realiseren van een overkapte onverwarmde buitenruimte met een bouwhoogte van 3 m op het thans onbebouwde gedeelte van het desbetreffende perceel ten oosten van het perceel [locatie], welk perceel in eigendom is van [verzoekers].
De voorzitter sluit niet uit dat de omgevingsvergunning wat betreft het realiseren van de overkapte buitenruimte met een bouwhoogte van 3 m in strijd is met het onderhavige plan, nu blijkens de verbeelding op gronden met de bestemming "Gemengd" voor gebouwen een minimale goothoogte van 5 m en een minimale bouwhoogte van 10 m geldt.
Vast staat dat tegen het besluit van 16 januari 2012 in het onderhavige geval rechtstreeks beroep openstaat bij de rechtbank Almelo en dat de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld thans nog niet is geëindigd. Indien tegen de verleende omgevingsvergunning binnen de beroepstermijn beroep wordt ingesteld bij de rechtbank Almelo acht de voorzitter de kans aanwezig dat de verleende omgevingsvergunning niet in stand zal blijven. Ook indien de omgevingsvergunning wel in stand blijft, staat het besluit van 16 januari 2012 er voorts niet aan in de weg dat een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning kan worden ingediend waardoor bebouwing mogelijk wordt gemaakt met een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 12 m op de perceelsgrens van het perceel C.T. Storkstraat 35. Gelet hierop hebben [verzoekers] in zoverre een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Het verzoek van [verzoekers] heeft betrekking op de vaststelling van het plan. [verzoekers] betogen onder meer dat ten onrechte het gehele perceel C.T. Storkstraat 35 de bestemming "Gemengd" en de aanduiding "bouwvlak" heeft, zodat de huidige tuin kan worden bebouwd ten behoeve van hotelkamers.
2.5.1. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat hij niet heeft beoogd om op het gehele perceel C.T. Storkstraat 35 bebouwing mogelijk te maken met een minimale goothoogte van 5 m en een minimale bouwhoogte van 10 m en dat ten onrechte aan het gehele perceel de aanduiding "minimale-maximale goothoogte 5-7 m en minimale-maximale bouwhoogte 10-12 m" is toegekend. Volgens de raad had aan het gedeelte van het perceel dat thans onbebouwd is, maar waar onder meer de overkapte buitenruimte zal worden gerealiseerd, een aanduiding moeten worden toegekend waardoor een lagere minimale en maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan.
Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan niet in stand zal laten wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Ter voorkoming van onevenredig nadeel voor [verzoekers] ziet de voorzitter daarom aanleiding tot inwilliging van het verzoek tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan. In verband hiermee behoeft hetgeen door [verzoekers] voor het overige is aangevoerd geen bespreking.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 13 september 2011 waarbij het bestemmingsplan "C.T. Storkstraat 35" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Hengelo tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Hengelo aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2012