201107543/1/A1.
Datum uitspraak: 15 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Waalre,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juni 2011 in zaken nrs. 10/1473 en 10/1950 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Bij besluit van 3 september 2009 heeft het college zijn beslissing om jegens [appellanten] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 25 augustus 2009 ontmantelen van een hennepkwekerij in het pand aan de [locatie] te Eindhoven (hierna: het pand) op schrift gesteld. Daarbij heeft het college bepaald dat de aan de bestuursdwang verbonden kosten voor rekening van [appellanten] komen.
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Op 2 april 2010 heeft het college de kosten vastgesteld op € 936,99 en 50% van deze kosten bij [appellanten] in rekening gebracht.
Bij uitspraak van 3 juni 2011, verzonden op 9 juni 2011, heeft de rechtbank de door [appellanten] ingestelde beroepen tegen de besluiten van 31 maart 2010 en 2 april 2010 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2012, waar [appellant A], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.N.H. Kepers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Gestel buiten de Ring 2005", rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden bestemd voor woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, aan- en bijgebouwen.
Ingevolge artikel 3.4.1 van de planvoorschriften is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.
Ingevolge artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, zoals die bepaling luidde ten tijde van belang, draagt een ieder die een bouwwerk of standplaats bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Ingevolge artikel 2.9.1 van het "Besluit brandveilig gebruik bouwwerken" (hierna: het Gebruiksbesluit), is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk, voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken, of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken, waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt.
Ingevolge artikel 2.52 van het Bouwbesluit dient een bestaand bouwwerk een veilige voorziening voor elektriciteit te hebben.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, voor zover hier van belang, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
2.2. Vaststaat dat vanwege dreigend brandgevaar sprake was van een spoedeisende situatie die tot directe ontmanteling van de aangetroffen hennepkwekerij door middel van toepassing van bestuursdwang noopte, los van de vraag of de politie daar ook toe bevoegd is. Eveneens staat vast dat het gebruik van het pand als hennepkwekerij in strijd is met artikel 3.4.1. van de voorschriften van het bestemmingsplan "Gestel buiten de Ring 2005", artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, artikel 2.9.1 van het Gebruiksbesluit en artikel 2.52 van het Bouwbesluit, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden door spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Vaststaat eveneens dat [appellanten] eigenaar en verhuurder van het pand zijn en het pand ten tijde van de ontmanteling aan [huurder] hadden verhuurd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college [appellanten] terecht als overtreder heeft aangemerkt en mitsdien de kosten, verband houdend met de toepassing van bestuursdwang ten laste van [appellanten] heeft mogen brengen.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college hen ten onrechte als overtreder van het gebruiksverbod uit het bestemmingsplan heeft aangemerkt omdat zij niet in strijd hebben gehandeld met het bestemmingsplan. Zij voeren daartoe aan dat zij niet van de hennepteelt op de hoogte waren, niet zijn veroordeeld in het kader van de Opiumwet, en dat slechts een kortstondige (ver)huurperiode van twee maanden was verstreken en zij daarom nog nauwelijks gelegenheid hadden gehad voor een controle van het pand. Tevens voeren zij aan dat het pand volgens de huurovereenkomst alleen als woonruimte mag worden gebruikt.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 december 2011 in zaak nr.
201104223/1/H4) mag van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming als hennepkwekerij wordt gebruikt, worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Hij dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. Het had op de weg van de eigenaar gelegen om het gebruik van het verhuurde pand te controleren. Nu ter zitting bij de rechtbank is verklaard dat verhuurders na het sluiten van de huurovereenkomst nooit bij het pand zijn geweest en ter zitting bij de Afdeling is verklaard dat de huur contant bij de deur van het pand in ontvangst werd genomen, zijn hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Wat hier ook van zij, bij betreding van het pand, dat geblindeerd was en niet in gebruik was genomen als woning, zou de hennepkwekerij direct zijn ontdekt. [appellanten] hebben onvoldoende ondernomen om zich te informeren over het gebruik van het pand en hebben niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Weliswaar hebben zij een huurovereenkomst en een kopie van het legitimatiebewijs overgelegd, maar geen salarisstrook van de huurder en een regelmatige administratie van de ontvangst van de huur. Zij hebben derhalve geen toereikende administratie gevoerd. Daar komt bij dat een deel van de huurpenningen contant werd betaald, hetgeen extra aandacht van de verhuurder vereist. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat [appellanten] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet konden weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt.
2.4. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college hen niet de helft van de gemaakte kosten in rekening mocht brengen omdat zij geen overtreder zijn. Nu [huurder] de overtreder is en inmiddels is getraceerd moet hij volgens [appellanten] voor alle kosten worden aangesproken. Tevens voeren zij aan dat het college misbruik van recht maakt door bestuursdwang toe te passen en daarvan de kosten in rekening te brengen. In plaats daarvan had de hennepkwekerij volgens [appellanten] door de politie moeten worden ontruimd vanwege overtreding van de Opiumwet en waren zij in dat geval geen kosten verschuldigd.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, nu [appellanten], omdat zij hun woning hebben laten gebruiken in strijd met onder meer het bestemmingsplan, als overtreders kunnen worden aangemerkt, zij ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb de kosten van de toepassing van bestuursdwang verschuldigd zijn, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te hunnen laste behoren te komen. In de omstandigheid dat ook de huurder, door het pand ten behoeve van een hennepkwekerij te gebruiken, het gebruiksverbod uit het bestemmingsplan heeft overtreden, is geen grond gelegen voor het oordeel dat het college de kosten niet op [appellanten] mocht verhalen. Het laat bovendien onverlet dat zij deze kosten op hun beurt kunnen verhalen op de huurder. In het feit dat de hennepkwekerij, behalve door het college, ook door de politie had kunnen worden ontmanteld, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen.
2.5. [appellanten] betogen verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de kosten van de bestuursdwang te hoog zijn gelet op het aantal uren en het uurtarief.
2.5.1. De hoger beroepsgrond is een herhaling van hetgeen [appellanten] in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank heeft deze grond gemotiveerd weerlegd. [appellanten] hebben in hun hogerberoepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende grond in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2012