201109103/3/A3.
Datum uitspraak: 9 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Hulshorst, gemeente Nunspeet,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 juli 2011 in zaken nrs. 10/3159 en 10/3161 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Gelderland, mede namens het college van gedeputeerde staten van Flevoland.
Bij besluit van 20 oktober 2009 (hierna: het verkeersbesluit) heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) mede namens het college van gedeputeerde staten van Flevoland, voor zover thans van belang, besloten tot het opheffen van een doelgroepenstrook voor landbouwverkeer en het instellen van venstertijden voor landbouwverkeer op de N302 tussen de turborotonde Knardijk/Harderdijk in de provincie Flevoland en het kruispunt Ceintuurbaan/Leuvenumseweg te Harderwijk in de provincie Gelderland.
Bij besluit van 15 juli 2010 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 september 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door ing. H. Smit, werkzaam bij Van Deutekom B.V., en de colleges, vertegenwoordigd door mr. G. Jacobse, ing. H. Willekes en ing. J.P. van der Eijk, allen werkzaam bij de provincie Gelderland, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de uitvoering van het verkeersbesluit, zoals gehandhaafd bij besluit van 15 juli 2010, voor zover dit ziet op de opheffing van de doelgroepenstrook voor landbouwverkeer en de instelling van venstertijden voor landbouwverkeer op het betreffende gedeelte van de N302, wordt geschorst in afwachting van de uitspraak op het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep.
2.3. [verzoeker] voert aan dat toelating van landbouwverkeer binnen de venstertijden noodzakelijk is, aangezien hij ernstig in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd en hij als gevolg hiervan schade lijdt.
2.4. Naar het oordeel van de voorzitter zijn er onvoldoende aanknopingspunten om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geen stand zal houden, althans dat uiteindelijk zal blijken dat het college het verkeersbesluit niet in redelijkheid heeft kunnen nemen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan het college om daarbij alle betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en de rechter dient zich bij de beoordeling van zo'n besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is, dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Naar het oordeel van de voorzitter is voorshands niet aannemelijk dat de door [verzoeker] gestelde te ondervinden schade zodanig is, dat het college het met het verkeersbesluit gediende belang, te weten de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling, niet in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van [verzoeker].
2.5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Hardeveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2012