ECLI:NL:RVS:2012:BV5082

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107636/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Diverse ontwikkelingen buitengebied' en de bestemming 'Wonen' voor perceel nabij Culemborg

Op 15 februari 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de stichting Stichting Redichem - de Geeren en de raad van de gemeente Culemborg. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Diverse ontwikkelingen buitengebied', dat op 31 maart 2011 door de raad is vastgesteld. De stichting heeft beroep ingesteld tegen de bestemming 'Wonen' voor een perceel nabij Culemborg, omdat zij van mening is dat het plan in strijd is met het VAB-beleid, dat hergebruik van vrijgekomen bedrijfsbebouwing in het buitengebied regelt. De stichting betoogt dat de raad ten onrechte de initiatiefnemer centraal stelt en niet de eigenaar van de vrijgekomen bedrijfsgebouwen. Ook stelt zij dat er geen sprake is van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing en dat de sloopnorm voor een woongebouw niet van toepassing is op een individuele woning.

De raad van de gemeente Culemborg verdedigt het bestemmingsplan en stelt dat er voldoende agrarische bebouwing wordt gesloopt en dat het VAB-beleid niet in de weg staat aan de woningbouw. De Afdeling heeft de zaak op 1 december 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel de stichting als de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling oordeelt dat het plandeel met de bestemming 'Wonen' voor het perceel nabij Culemborg is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad en verklaart het beroep van de stichting gegrond. De raad wordt gelast het griffierecht aan de stichting te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering bij bestemmingsplannen en de rol van het VAB-beleid in de afweging van ruimtelijke ordening. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop gemeenten omgaan met bestemmingsplannen en de belangen van initiatiefnemers versus eigenaren van agrarische bebouwing.

Uitspraak

201107636/1/R2.
Datum uitspraak: 15 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Redichem - de Geeren (hierna: de Stichting), gevestigd te Culemborg,
appellante,
en
de raad van de gemeente Culemborg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2011, no. 13, heeft de raad het bestemmingsplan "Diverse ontwikkelingen buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2011, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [secretaris] van de Stichting, en de raad, vertegenwoordigd door K. Lamaker en M. Raes, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn [partijen], bijgestaan door [gemachtigde], ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt, voor zover relevant, beoogd woningbouw mogelijk te maken op een perceel nabij [locatie] in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel [locatie 2].
2.2. Het beroep van de Stichting richt zich tegen de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie].
De Stichting stelt dat het plan in strijd is met het "beleidskader hergebruik vrijgekomen bedrijfsbebouwing in het buitengebied" (hierna: het VAB-beleid).
Zij voert hiertoe aan dat de raad ten onrechte de initiatiefnemer en niet de eigenaar van de vrijgekomen bedrijfsgebouwen centraal stelt. Voorts wijst de Stichting erop dat op het perceel [locatie] geen sprake is van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing en dat de initiatiefnemer van de woningbouw daarover ook niet beschikt.
Tevens is volgens de Stichting in strijd met het VAB-beleid geen sprake van functieverandering, omdat het perceel [locatie 2] reeds een woonbestemming heeft. Bovendien wordt op dat perceel niet alle agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en gaat de raad ten onrechte uit van de sloopnorm voor een "woongebouw", terwijl het een individuele woning betreft, aldus de Stichting.
Ook stelt de Stichting dat het plan niet bijdraagt aan verbetering van de landschappelijke kwaliteit, stelt zij dat de salderingsregeling niet van toepassing is en vreest voor precedentwerking. Daarnaast acht de Stichting woningbouw ter plaatse een ongewenste ontwikkeling gezien het feit dat het perceel [locatie] in de Cultuurhistorische Effect Rapportage de hoogst mogelijke waardering heeft gekregen. Voorts stelt de Stichting dat de op het perceel [locatie] aanwezige illegale paardenbak ten onrechte buiten het plangebied is gelaten.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat wordt voldaan aan de eisen uit het VAB-beleid. De raad is van mening dat er voldoende agrarische bebouwing wordt gesloopt op het perceel [locatie 2] en dat het VAB-beleid zich er niet tegen verzet dat de woningbouw en de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing niet op hetzelfde perceel plaatsvinden, mits de ruimtelijke kwaliteit daardoor per saldo verbetert. Ter zitting is namens de raad gesteld dat de op het perceel [locatie 2] te handhaven schuur een monumentale status zou kunnen hebben.
De raad wijst erop dat geen medewerking is verleend op grond van de salderingsregeling. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat een woongebouw ook uit één wooneenheid kan bestaan.
Tevens is de raad van mening dat het Cultuurhistorisch effectrapport niet aan het plan in de weg staat. Voorts heeft de raad geen aanleiding gezien om de paardenbak in het plangebied op te nemen.
2.2.2. Voor zover de Stichting stelt dat de paardenbak ten onrechte geen deel uitmaakt van het plangebied overweegt de Afdeling als volgt. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de raad slechts aan een gedeelte van het perceel [locatie] een woonbestemming heeft toegekend ter beperking van de mogelijkheid ter plaatse bijgebouwen te realiseren. De raad heeft ter zitting meegedeeld dat de paardenbak inmiddels is verwijderd.
2.2.3. Ten aanzien van het "Cultuurhistorisch effectrapport (CHER)" van het project "Culemborg aan de Lek" heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat dit rapport geen betrekking heeft op het perceel [locatie] en het bovendien slechts een conceptrapport betrof.
2.2.4. Het VAB-beleid voorziet, voor zover thans relevant, in een regeling voor het vervangen van gesloopte agrarische bedrijfsbebouwing door nieuwe woongebouwen of individuele woningen. De VAB-regeling omschrijft een woongebouw als "een gebouw waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd". Afhankelijk van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsbebouwing is de bouw van woongebouwen van verschillende grootte mogelijk.
Uit paragraaf 3.2 van het VAB-beleid blijkt dat de sloop van alle agrarische bedrijfsbebouwing noodzakelijk is om de bouw van een woongebouw te kunnen toestaan. Volgens paragraaf 3.3 van het VAB-beleid is bij de sloop van 500 m2 tot 1.000 m2 agrarische bedrijfsbebouwing de bouw van een woongebouw van maximaal 750 m3 mogelijk. Verder blijkt uit het VAB-beleid dat de bouw van een individuele woning mogelijk is bij de sloop van minimaal 1.000 m2 agrarische bedrijfsbebouwing. De bouw van een individuele woning vereist volgens het VAB-beleid een nadere motivering.
Paragraaf 3.3 van het VAB-beleid vereist dat de nieuwbouw plaatsvindt in de directe nabijheid van de locatie waarop wordt gesloopt. Alleen wanneer een initiatiefnemer kan aantonen dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient, kan de nieuwbouw plaatsvinden op grotere afstand of zelfs op een ander perceel. Hierbij moet worden aangetoond waarom herbouw op een andere locatie de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
2.2.5. Op het perceel [locatie 2] was 579 m2 aan varkensschuren aanwezig. Volgens de plantoelichting zullen deze schuren worden gesloopt. Ook zal op het perceel [locatie] een recreatiewoning worden gesloopt.
Het plan voorziet op het perceel [locatie] in de bouw van een individuele woning, nu het hier een gebouw met één wooneenheid betreft.
Ter zitting is namens de raad erkend dat op het perceel [locatie 2] niet alle agrarische bedrijfsbebouwing is gesloopt, nu een daar aanwezige monumentale schuur zal worden gehandhaafd. De raad heeft dit monumentale karakter niet nader onderbouwd en heeft evenmin gemotiveerd in hoeverre dit karakter een afwijking van het beleid om alle agrarische bebouwing te slopen rechtvaardigt.
Niet in geschil is dat minder dan 1000 m2 agrarische bebouwing is gesloopt. Ter zitting is namens de raad bevestigd dat hij de sloopnorm voor een woongebouw heeft gehanteerd om de bouw van een individuele woning mogelijk te maken. Gelet op de tweedeling die het VAB-beleid maakt tussen woongebouwen en individuele woningen is het onduidelijk waarom de raad de minder strenge sloopnorm ten behoeve van woongebouwen heeft toegepast voor een individuele woning. De raad heeft dit in de stukken noch ter zitting nader gemotiveerd.
Voorts heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de bouw van de nieuwe individuele woning op het perceel [locatie] leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering.
2.3. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel gelegen nabij [locatie] is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Culemborg van 31 maart 2011, no. 13, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Diverse ontwikkelingen buitengebied" voor zover het het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel nabij [locatie] betreft;
III. gelast dat de raad van de gemeente Culemborg aan de stichting Stichting Redichem - de Geeren het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2012
425-726.