ECLI:NL:RVS:2012:BV5098

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109207/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet vaststellen van bestemmingsplan 'Landgoed Keizerswoert' door de raad van de gemeente Putten

Op 12 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Putten besloten het bestemmingsplan 'Landgoed Keizerswoert' niet vast te stellen. De besloten vennootschap De 4 Winden B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoert dat de motivering van de raad onvoldoende ingaat op de redenen voor vaststelling van het plan. De 4 Winden stelt dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt waarom het beleid zich tegen het plan verzet en waarom het landgoed niet zou bijdragen aan de versterking van de natuur. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de raad een grote beleidsvrijheid toekomt bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De raad heeft in zijn besluit aangegeven dat het plan niet voldoet aan het gevoerde beleid van functieverandering en het provinciale beleid voor nieuwe landgoederen. De Afdeling concludeert dat de raad terecht heeft besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen, omdat het plan niet in overeenstemming is met het beleid en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. Het beroep van De 4 Winden wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201109207/1/R2.
Datum uitspraak: 15 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De 4 Winden B.V., gevestigd te Nijkerk,
appellante,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Landgoed Keizerswoert" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft De 4 Winden bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De 4 Winden heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2012, waar De 4 Winden, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G. Bosma, advocaat te Utrecht, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.J. Vooren en ing. M. Struijs, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de stichting Stichting Puttens Historisch Genootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigden] verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het ontwerpbestemmingsplan "Landgoed Keizerswoert" is opgesteld om een landgoed met natuur en bos, de bouw van vier nieuwe woningen en de omvorming van een bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk te maken.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft de raad besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen. Volgens de raad voldoet het plan niet aan het door hem gevoerde beleid van functieverandering, noch aan het door hem omarmde provinciale beleid voor nieuwe landgoederen. Voorts heeft de raad het onwenselijk geacht om een landgoed met een dagrecreatieve functie in de nabijheid van het bedrijventerrein Keizerswoert te vestigen en beschouwt de raad de locatie niet als een versterking van de natuur.
2.3. De 4 Winden stelt dat de raad het vertrouwensbeginsel heeft geschonden in het licht van hetgeen het college van burgemeester en wethouders van Putten (hierna: het college) met haar heeft afgesproken. De raad heeft de afwegingen en beslissingen van het college niet laten meewegen, maar de verwachte besluitvorming geweigerd zonder dat daarbij sprake is van gewijzigde inzichten en omstandigheden, aldus de 4 Winden.
2.3.1. In het algemeen kunnen geen rechten worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij het college, maar bij de raad. Verwachtingen die door het college mogelijk zijn gewekt door mee te werken met de ontwikkeling van het ontwerpbestemmingsplan en dit aan de raad voor te leggen, kunnen er derhalve niet toe leiden dat de raad gehouden is het bestemmingsplan vast te stellen. Voorts binden eventuele afspraken tussen De 4 Winden en het college niet de raad. De 4 Winden heeft niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan vastgesteld zou worden. De raad heeft het besluit derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel genomen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad bij het nemen van het bestreden besluit rekening heeft gehouden met de afwegingen van het college en de verwachtingen die het college mogelijk heeft gewekt, maar desondanks heeft besloten het plan niet vast te stellen.
2.4. De 4 Winden stelt voorts dat bij de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan is uiteengezet om welke redenen het plan vastgesteld dient te worden. De motivering van de raad om het plan desondanks niet vast te stellen gaat onvoldoende in op deze uiteenzetting. De 4 Winden voert hiertoe onder meer aan dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt waarom het beleid zich tegen het plan verzet, waarom het onwenselijk is om een landgoed in de nabijheid van het bedrijventerrein Keizerswoert te vestigen, alsmede waarom het landgoed niet een versterking van de natuur oplevert. Zij stelt dat het college bij de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan is ingegaan op deze aspecten en de raad op deze punten de onderbouwing door het college niet heeft weerlegd.
2.4.1. De Afdeling stelt voorop dat, gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening, de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan.
De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet voldoet aan het door de raad gevoerde beleid van functieverandering, omdat dit beleid alleen van toepassing is op fysiek bestaande legale vrijkomende bebouwing, maar niet op de nieuwbouw waarin het plan voorziet. Het plan voldoet verder niet aan het door de raad omarmde provinciale beleid voor nieuwe landgoederen, omdat op grond van dit beleid drie wooneenheden zouden mogen worden gebouwd op het landgoed en het plan voorziet in vier nieuwe wooneenheden naast een boerderij die van functie verandert naar een woonhuis. Verder acht de Afdeling het standpunt van de raad dat de realisering van dit landgoed met onder meer de toevoeging van vier woningen niet strookt met de kernkwaliteiten van het gebied dat door de provincie als waardevol landschap is aangemerkt, niet onjuist. Het beleid ten aanzien hiervan heeft de raad tot het zijne gemaakt.
De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat in de omstandigheden dat bij de bestaande bedrijfswoning bouwrechten worden opgegeven en dat op het landgoed meer nieuwe natuur kan worden gerealiseerd dan nodig is volgens het landgoederenbeleid, geen bijzondere omstandigheden zijn gelegen die aanleiding hadden moeten zijn om te overwegen af te wijken van in de vorige alinea genoemd beleid.
2.5. De Afdeling ziet, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten het bestemmingsplan "Landgoed Keizerswoert" niet vast te stellen. In hetgeen De 4 Winden heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2012
271-723.