ECLI:NL:RVS:2012:BV6507
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Th.C. van Sloten
- F.W.M. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Recreatiebedrijven Vledderweg 31 en 35
Op 15 februari 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan "Recreatiebedrijven Vledderweg 31 en 35". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Westerveld op 20 september 2011, voorziet in de aanleg van een recreatieterrein met maximaal 52 kampeerplaatsen, 44 stacaravans en 34 chalets. Verzoekers, [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoeren dat zij belanghebbenden zijn en dat het plan in strijd is met gemeentelijk beleid.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 januari 2012, waar de verzoekers bijgestaan werden door hun advocaat, mr. J. Nijenhuis, en de raad vertegenwoordigd was door J.G. Boer. Tijdens de zitting is besproken dat de woning van verzoeker op een afstand van ongeveer 100 meter van het plangebied staat en dat er zicht is op het plangebied, wat de ontvankelijkheid van het beroep ondersteunt. De raad en de initiatiefnemer van het plan, [partij], hebben betoogd dat verzoeker geen belanghebbende is, omdat zijn woning te ver van het plangebied zou staan.
De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk is. Verder heeft de voorzitter de argumenten van verzoeker over de strijdigheid van het plan met gemeentelijk beleid beoordeeld, maar geen aanleiding gezien om te oordelen dat het plan niet zal standhouden in de hoofdzaak. De voorzitter heeft ook de zorgen van verzoeker over de aantasting van zijn woon- en leefklimaat besproken, maar heeft geconcludeerd dat de raad voldoende maatregelen heeft genomen om aan de wettelijke geluidnormen te voldoen.
Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.