ECLI:NL:RVS:2012:BV6509

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103979/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • H. Oranje
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding en voorzienbaarheid bij wijziging bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van de appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel ongegrond werd verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van 14 juli 2009, waarbij aan belanghebbende A en belanghebbende B respectievelijk € 8.000,00 en € 20.000,00 werd toegekend ter vergoeding van planschade. De rechtbank oordeelde dat de planologische verandering voor belanghebbende A en belanghebbende B niet voorzienbaar was, wat de appellant betwistte. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de belanghebbenden ten tijde van de aankoop van hun percelen in 1991 niet konden voorzien dat er op het nabijgelegen perceel een bedrijfspand zou worden gerealiseerd. De Raad van State bevestigde dat de voorbereidingsbesluiten en het bestemmingsplan niet voldoende aanwijzingen gaven voor de voorzienbaarheid van de planologische wijziging. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een planschadeveroordeling.

Uitspraak

201103979/1/A2.
Datum uitspraak: 22 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sint-Michielsgestel,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 maart 2011 in zaak nr. 10/314 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 14 juli 2009 heeft het college ter vergoeding voor planschade aan [belanghebbende A] een bedrag van € 8.000,00 en aan [belanghebbende B] een bedrag van € 20.000,00 toegekend.
Bij besluit van 8 december 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2011, waar [appellant] in persoon, het college, vertegenwoordigd door drs. T. Diebels, werkzaam bij de gemeente, [belanghebbende A] in persoon en [belanghebbende B] in persoon, bijgestaan door mr. B. de Jong, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent het college, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling krachtens artikel 17 of 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Of sprake is van voorzienbaarheid moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.
2.3. [belanghebbende A] is sinds 19 november 1991 eigenaar van het perceel met woning [locatie 1] en [belanghebbende B] is sinds 28 november 1991 eigenaar van het perceel met woning [locatie 2]. Zij hebben verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van een bij besluit van het college van 20 december 2004 verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO van het door de raad op 24 september 1981 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Venkant", met gebruik waarvan bouwvergunning is verleend voor de bouw van een bedrijfsruimte met showroom en kantoor op een nabij hun woningen gelegen perceel op de hoek Hoogstraat/Bosschebaan te Sint-Michielsgestel, kadastraal bekend sectie G, nr. 1162 (hierna: perceel 1162).
[appellant], de aanvrager van de vrijstelling en bouwvergunning, heeft met de gemeente een overeenkomst gesloten, waarbij hij zich heeft verbonden door het college toe te kennen vergoedingen voor planschade ten gevolge van de vrijstelling voor zijn rekening te nemen.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de planologische verandering voor [belanghebbende A] en [belanghebbende B] niet voorzienbaar was, heeft miskend dat de planologische verandering voor hen ten tijde van de koop van hun percelen voorzienbaar was op grond van voorbereidingsbesluiten van 23 december 1976 en van 26 april 1979 en het door de raad op 24 september 1981 vastgestelde Structuurplan Sint-Micielsgestel. Hij voert verder aan dat de voormalige eigenaren van perceel 1162 en bewoners in de omgeving daarvan al jaren op de hoogte waren van zijn nieuwbouwplannen en dat daarom niet aannemelijk is dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] daarmee niet bekend waren ten tijde van de koop van hun percelen.
2.4.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] ten tijde van de koop van hun percelen in 1991 niet op basis van concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt konden voorzien dat op perceel 1162 een bedrijfspand zou kunnen worden gerealiseerd. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het op 24 september 1981 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Venkant" het resultaat vormde van het eveneens op die datum door de raad vastgestelde Structuurplan Sint-Michielsgestel en dat ingevolge het bestemmingsplan perceel 1162 deel uitmaakte van een 50 m brede strook grond met een agrarische bestemming die diende ter afscherming van het bedrijventerrein. Zij heeft verder met juistheid overwogen dat aan de voorbereidingsbesluiten niet de door [appellant] gewenste betekenis kan toekomen, reeds omdat deze zijn genomen ter voorbereiding van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Venkant". De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat de omstandigheid dat [appellant], zoals hij heeft gesteld, jarenlang heeft geprobeerd bedrijfsbebouwing op perceel 1162 te realiseren en dat de voormalige eigenaren van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] en omwonenden daarmee bekend waren, niet van belang is, reeds omdat daarmee niet is gegeven dat ten tijde van de koop het college of de gemeenteraad bereid waren aan die plannen medewerking te verlenen. Deze plannen en de daarover gevoerde correspondentie tussen [appellant] en het college zijn geen bekend gemaakte concrete beleidsvoornemens waaruit [belanghebbende A] en [belanghebbende B] ten tijde van de koop konden en moesten begrijpen dat het gemeentelijke ruimtelijke beleid erop was gericht om op perceel 1162 bedrijfsbebouwing planologisch mogelijk te maken.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een planschadeveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012
507.