ECLI:NL:RVS:2012:BV6530

Raad van State

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111735/1/R2 en 201111735/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Multatulihof te Gendringen en de gevolgen voor de privacy van omwonenden

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen het bestemmingsplan "Multatulihof ong. Gendringen". Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek op 15 september 2011, maakt de bouw van een woning mogelijk op een perceel tussen de Multatulihof 18 en de IJsselweg 45 te Gendringen. De appellant, wonend in Gendringen, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor aantasting van zijn privacy en het karakter van de woonwijk door de bouwmogelijkheden die het plan biedt.

De voorzitter heeft de zaak op 9 januari 2012 ter zitting behandeld, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door I.J.M. Testroet-Schepers, aanwezig waren. De voorzitter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen. De voorzitter heeft vastgesteld dat de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan in redelijkheid zijn vastgesteld en dat de afstand van 16 meter tussen de woning van de appellant en de voorziene woning niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy.

Daarnaast heeft de voorzitter de bezwaren van de appellant tegen de mogelijkheid van een bed & breakfast in het plan besproken. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201111735/1/R2 en 201111735/2/R2.
Datum uitspraak: 17 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek,
en
de raad van de gemeente Oude IJsselstreek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Multatulihof ong. Gendringen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2011, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door I.J.M. Testroet-Schepers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan maakt de bouw van een woning mogelijk op het perceel gelegen tussen de Multatulihof 18 en de IJsselweg 45 te Gendringen (hierna: het perceel).
2.3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. Hij voert hiertoe allereerst aan dat het plan voorziet in te ruime bouwmogelijkheden. Hij vreest voor een aantasting van het karakter van de woonwijk en voor aantasting van zijn privacy. Voorts betoogt [appellant] dat op grond van de planregels ten onrechte een bed & breakfast (hierna: b&b) mogelijk is. Verder voert [appellant] aan dat de raad ten onrechte stelt dat slechts twee parkeerplaatsen nodig zijn ten behoeve van de woning. Hij wijst er in dit kader op dat de raad geen rekening heeft gehouden met extra parkeerplaatsen vanwege de met het plan toegestane b&b.
2.3.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.15, van de planregels is een bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.1. van de planregels geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde dat het bouwperceel voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.2 van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding, is de maximaal toegestane goothoogte van de voorziene woning zes meter en de maximaal toegestane bouwhoogte tien meter.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.3., onder b, is de gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende gebouwen, gebouwd buiten het bouwvlak per woning maximaal 120 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 600 m2.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.3., onder c, van de planregels is de goothoogte van bijbehorende gebouwen maximaal drie meter.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.3., onder d, van de planregels is de bouwhoogte van bijbehorende gebouwen maximaal zes meter.
2.3.2. Het plan maakt op een afstand van ongeveer 16 meter vanaf de woning van [appellant] een woning mogelijk. Het bouwvlak ter plaatse heeft een omvang van 28,5 bij 15 meter.
Op grond van het bestemmingsplan "Gendringen-Oost 2006", vastgesteld door de raad in november 2007, is de maximaal toegestane goothoogte voor woningen in de directe omgeving van het plangebied
zes meter en de maximaal toegestane bouwhoogte negen meter. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ter plaatse van de voorziene woning maximaal toegestane bouwhoogte van
tien meter en de maximaal toegestane goothoogte van zes meter in stedenbouwkundig opzicht aansluiten bij de omliggende bebouwing. Voorts heeft de raad van belang kunnen achten dat de omvang van het bouwvlak in verhouding tot de omvang van het perceel niet zodanig is, dat deze als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Gelet op de afstand van
16 meter tussen de woning van [appellant] en de in het plan voorziene woning heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene woning tot een onaanvaardbare aantasting van zijn privacy zal leiden.
Ten aanzien van de mogelijkheid van het realiseren van bijbehorende gebouwen heeft de raad er ter zitting op gewezen dat het binnen de gemeente Gendringen gebruikelijk is om bij bouwvlakken groter dan 600 m² bijbehorende gebouwen met een totale oppervlakte van maximaal 120 m² toe te staan. Voorts heeft de raad erop gewezen dat de bouw van bijbehorende gebouwen niet zonder meer tot een aantasting van de privacy van omwonenden zal leiden, maar dat hiervan tevens een afschermende werking uit kan gaan, hetgeen ook niet door [appellant] is bestreden. Gezien het vorenstaande heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de in het plan voorziene bebouwingsmogelijkheden voor bijbehorende gebouwen zullen leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
2.4. Ingevolge artikel 1, lid 1.6, van de planregels is een b&b een kleinschalige verblijfsaccommodatie voor kortdurend recreatief verblijf waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, b en f, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen, b&b, alsmede parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.
Ingevolge artikel 4, lid 4.3.1, onder a en b, van de planregels is de ruimte die wordt gebruikt voor een b&b maximaal vijf slaapkamers en beslaat de oppervlakte van de gehele accommodatie maximaal 30% van de woning.
2.5. Uit de stukken blijkt dat de initiatiefnemer [belanghebbende] niet voornemens is om een b&b te realiseren. Evenwel maakt het plan ter plaatse de vestiging van een b&b mogelijk zodat niet kan worden uitgesloten dat zich ter plaatse een b&b zal vestigen. Ingevolge artikel 1, lid 1.6, van de planregels dient een dergelijke accommodatie evenwel ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie. Ingevolge artikel 4, lid 4.3.1, van de planregels is dit ook verzekerd doordat maximaal 30% van de voorziene woning benut mag worden voor een b&b.
Voor zover [appellant] vreest dat de voorziene woning vanwege de ter plaatse mogelijk gemaakte b&b een grotere omvang zal krijgen, overweegt de voorzitter dat het plan in artikel 4 niet voorziet in extra bebouwingsmogelijkheden ten behoeve van de vestiging van een b&b.
Voorts heeft [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de mogelijkheid om een b&b te realiseren zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad ter zitting nader heeft toegelicht dat het plangebied voldoende ruimte biedt voor het realiseren van extra parkeerplaatsen ten behoeve van een b&b. Nu op grond van artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder f, van de planregels parkeervoorzieningen mogelijk zijn binnen de aan het perceel toegekende woonbestemming, heeft de raad zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen.
Voor zover [appellant] vreest voor geluidsoverlast ten gevolge van de eventuele vestiging van een b&b, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat mede gezien het ondergeschikte karakter van de functie als b&b de raad hierin aanleiding had moeten zien om niet tot vaststelling van het plan over te gaan.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Tuit
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2012
425-677.