ECLI:NL:RVS:2012:BV6549

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102285/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zenderink en de weigering van bouwvlakken door de gemeente Wierden

Op 22 februari 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Zenderink" dat op 7 december 2010 door de raad van de gemeente Wierden is vastgesteld. De appellant, wonend te Wierden, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat de raad heeft geweigerd om twee bouwvlakken op zijn perceel in te passen voor de realisering van twee woningen. De appellant betoogde dat deze weigering onterecht was, terwijl de raad aanvoerde dat het perceel van de appellant buiten het plangebied ligt en dat het verzoek uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is.

De Afdeling heeft de zaak op 25 januari 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door M.H.J.R. Hesselink en de raad door J.H.W. Langen. De Afdeling overwoog dat het beroep van de appellant betrekking heeft op een perceel dat buiten het plangebied is gelegen. De Afdeling benadrukte dat de raad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat tussen zijn perceel en de aangrenzende gronden binnen het plangebied dat zijn perceel in het plan opgenomen had moeten worden. Daarom werd het beroep van de appellant ongegrond verklaard. Er bestond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201102285/1/R1.
Datum uitspraak: 22 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wierden,
en
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2010, nr. 2010257, heeft de raad het bestemmingsplan "Zenderink" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door M.H.J.R. Hesselink, werkzaam bij Ad Fontem B.V., en de raad, vertegenwoordigd door J.H.W. Langen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt door middel van een uitwerkingsplicht in drie fasen beoogd een totaal van 80 woningen te realiseren ten noorden van de kern Wierden.
2.2. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte heeft geweigerd om twee bouwvlakken op zijn perceel in te passen ten behoeve van de realisering van twee woningen.
2.2.1. De raad stelt dat het perceel van [appellant] buiten het plangebied is gelegen. Volgens de raad is het verzoek van [appellant] voorts uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst.
2.2.2. Het beroep van [appellant] heeft betrekking op een perceel dat buiten het plangebied is gelegen. Zijn beroep moet om deze reden worden opgevat als zijnde gericht tegen de begrenzing van het plangebied. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat niet aannemelijk is gemaakt dat tussen het perceel van [appellant] dat buiten het plangebied is gehouden en de aangrenzende gronden binnen het plangebied een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat het perceel hierom in het plan opgenomen had moeten worden.
2.2.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012
270-728.