201104996/1/A1.
Datum uitspraak: 22 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Gemert-Bakel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 maart 2011 in zaak nr. 09/5207 in het geding tussen:
[wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] te [plaats]
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
Bij besluit van 11 december 2008 heeft het college aan [appellant] vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een garage en het waterdicht maken c.q. isoleren van de achterkant van de woning aan [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het college het door [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] daartegen gemaakte bezwaar deels ongegrond en deels gegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten onder aanvulling en verbetering van de motivering daarvan.
Bij uitspraak van 18 maart 2011, verzonden op 21 maart 2011, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2009 (lees: 13 oktober 2009) ziet op de instandlating van de bouwvergunning voor het vergroten, waterdicht maken en isoleren van de woning en de realisatie van de overkapping dan wel veranda en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de uitspraak en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 mei 2011.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Peeters, advocaat te Helmond, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.T.H. Branten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet, voor zover hier van belang, in het waterdicht maken c.q. isoleren van de achterkant van de woning, het vergroten van de woning aan de achterzijde in twee bouwlagen, en het oprichten van een overkapping/veranda.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrumgebied Gemert-Bakel", rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden". Daarbinnen heeft het perceel de aanduidingen "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen", "tuin" en "achtertuin". De vergroting van de woning en de veranda/overkapping zijn gesitueerd binnen de aanduiding "achtertuin".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 23, van de planvoorschriften wordt onder bijgebouw verstaan: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Ingevolge artikel 10, derde lid, aanhef en onder a, gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de aanduidingen op de plankaart alsmede de bepaling dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen" mogen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 10, derde lid, onder c, geldt, voor zover op de plankaart een aanduiding is opgenomen, dat binnen het "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen", ten hoogste het maximaal aantal te bouwen woningen mag worden gebouwd overeenkomstig de aanwijzing omtrent het maximaal aantal te bouwen woningen.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder e, geldt ten aanzien van het hoofdgebouw de aanwijzing op plankaart met betrekking tot de goothoogte.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat op de plankaart geen aanduiding is opgenomen over het aantal te bouwen woningen en dat voor dit perceel derhalve geen maximum aantal woningen geldt.
2.3.1. Artikel 10, derde lid, onder c van de planvoorschriften heeft betrekking op het maximaal aantal binnen het "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen" te realiseren woningen. De in dat artikelonderdeel bedoelde aanduiding is alleen op de plankaart vermeld bij percelen waar meer dan één woning is toegestaan. Op de plankaart is voor het perceel geen aanduiding voor een maximum aantal woningen opgenomen, zodat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat voor dit perceel slechts één woning is toegestaan.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat met de vergroting van de woning geen tweede woning wordt opgericht en dat de vergroting daarom niet in strijd is met het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan dat uit de bouwtekening voor de vergroting van de woning niet blijkt dat de vergroting een tweede woning betreft.
2.4.1. Uit de aanvraag om bouwvergunning kan niet worden afgeleid dat met de vergroting van de woning een tweede woning wordt opgericht. Daarom is ook geen bouwvergunning verleend voor een tweede woning. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Hoewel dit betoog derhalve terecht is voorgedragen, leidt het niet tot het daarmee beoogde doel. De vergroting van de woning blijft in strijd met het bestemmingsplan omdat ingevolge artikel 10, derde lid, onder a, van de planvoorschriften hoofdgebouwen alleen zijn toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen" en de vergroting van de woning in dit geval binnen de aanduiding "achtertuin" is gesitueerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het deel van de woning dat wordt vergroot, alsmede de vergroting zelf gelet op de daarin opgenomen functies, niet kunnen worden aangemerkt als een bijgebouw als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder 23 van de planvoorschriften. Ter zitting heeft het college bevestigd dat, zoals in het besluit van 13 oktober 2009 ook is overwogen, de vrijstellingsprocedure uitsluitend is gevolgd, omdat de bouw van de garage in strijd is met het bestemmingsplan. Met het verlenen van de vrijstelling is derhalve de strijd met het bestemmingsplan, voor zover het de vergroting van de woning betreft, niet opgeheven. De rechtbank heeft het besluit van 13 oktober 2009 derhalve, zij het op onjuiste gronden, terecht vernietigd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012