ECLI:NL:RVS:2012:BV7282

Raad van State

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102748/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.G. Alderlieste
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Sierteeltgebied Randenburg en beroep tegen de uitbreiding van het bouwvlak

Op 4 oktober 2010 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk het bestemmingsplan "Sierteeltgebied Randenburg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Boskoop, op 17 maart 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De behandeling vond plaats op 19 januari 2012, waar appellanten, bijgestaan door hun advocaat, en de raad vertegenwoordigd door ambtenaren, aanwezig waren. De Afdeling heeft de behandeling van het beroep afgesplitst van een andere zaak die ook betrekking had op het bestemmingsplan.

De appellanten zijn van mening dat de uitbreiding van het bouwvlak niet nodig is, omdat de oprichting van een koelcel ook binnen het bestaande bouwvlak mogelijk zou zijn. Ze betogen dat de uitbreiding in strijd is met provinciale regelgeving, waaronder de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland. De raad heeft echter gesteld dat de uitbreiding doelmatig is en dat de belangen van de sierteeltsector zwaarwegend zijn. De Afdeling heeft overwogen dat de raad in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen.

De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen onherroepelijke bouwvergunning is voor de koelcel en dat de locatiekeuze van de koelcel niet in strijd is met de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 29 februari 2012.

Uitspraak

201102748/2/R4.
Datum uitspraak: 29 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Boskoop,
en
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Sierteeltgebied Randenburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2012, waar [appellanten], van wie [appellant A] in persoon en bijgestaan door mr. A.P. van Delden, advocaat te Den Haag, en de raad vertegenwoordigd door T. Revet en R. van Meeteren, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. S.N. Altuntas verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van onderhavig beroep afgesplitst van zaak nr. 201102748/1/R4. De behandeling van het door [persoon A] ingestelde beroep tegen het besluit van 4 oktober 2010 zal onder laatstgenoemd nummer worden voortgezet.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de actualisatie van de planologische regeling voor het Sierteeltgebied Randenburg.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de uitbreiding van het ter plaatse van de percelen [locatie A] voorziene bouwvlak. Volgens hen is de uitbreiding niet nodig, daar de beoogde oprichting van een koelcel ook mogelijk is binnen het bestaande bouwvlak. Verder betogen zij dat de uitbreiding in strijd is met provinciale regelgeving. Zij wijzen in dit verband op de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland en artikel 4, eerste lid, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. Voorts betogen zij dat zowel de locatie van de uitbreiding als de ter plaatse toegelaten bouwhoogten niet in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
2.2.1. De raad stelt zich onder verwijzing naar een advies van de Agrarische beoordelingscommissie van 15 maart 2006 op het standpunt dat het om een doelmatige uitbreiding van het bouwblok gaat. Gelet hierop en nu de percelen onderdeel uitmaken van een concentratiegebied voor sierteelt, heeft de raad in dit geval doorslaggevend gewicht toegekend aan de belangen gemoeid met uitbreiding van het bouwvlak. De toegestane goot-en bouwhoogte van de op te richten koelcel zijn wel zoveel mogelijk beperkt, aldus de raad.
2.2.2. De Afdeling stelt voorop dat thans de vaststelling van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied Randenburg" voorligt. Ten aanzien van hetgeen naar voren is gebracht over een eerdere procedure in het kader van de aanvraag om een bouwvergunning voor het oprichten van een koelcel op het betreffende perceel, overweegt de Afdeling dat, wat daar ook van zij, ter zitting naar voren is gebracht dat deze aanvraag is ingetrokken en dat er geen onherroepelijke bouwvergunning is voor het oprichten van een koelcel op het betreffende perceel.
2.2.3. Het plandeel dat ziet op de percelen aan de [locatie A] is bestemd als "Agrarisch-Sierteelt". Aan dit plandeel is een bouwvlak toegekend, waarbinnen ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, van de planregels, voor zover thans van belang, gebouwen ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd. Gelet op lid 3.2, onder 3.2.2, sub a en i, in samenhang bezien met de verbeelding mogen zogenoemde "overige gebouwen en overkappingen", waaronder ook een koelcel moet worden begrepen, een maximale goot- en bouwhoogte van 5,3 onderscheidenlijk 5,5 meter hebben. Kassen hebben een maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter.
2.2.4. In het Streekplan Zuid-Holland Oost maakt het plangebied deel uit van een boomteeltconcentratiegebied. Het beleid voor dit gebied, zoals neergelegd in de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland, is, voor zover hier van belang, overgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland.
2.2.5. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland bevatten bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren bepalingen die erin voorzien dat: a) agrarische bebouwing (uitgezonderd kassen) wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel; b) nieuwe bebouwing alleen mogelijk is als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.
Ingevolge artikel 1, vijfde lid, voor zover hier van belang, wordt onder bouwperceel verstaan een aaneengesloten stuk grond voor zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing.
2.2.6. In de toelichting op artikel 4 van de Verordening Ruimte staat dat er binnen de concentratiegebieden aangewezen voor bollen-, boom- en sierteelt ruime bebouwingsmogelijkheden voor de landbouwsector zijn, zodat deze zich goed kan ontwikkelen. De agrarische bebouwing moet geconcentreerd worden op een agrarisch bouwperceel. Deze eis geldt niet voor kassen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bepalen van de ligging en de omvang van het bouwperceel, waarbij een goede afweging moet worden gemaakt tussen de landschappelijke belangen en de bedrijfseconomische belangen, aldus de toelichting.
2.2.7. Ter zitting hebben [appellanten] naar voren gebracht dat hun beroep niet is gericht tegen de maatgeving van de voorziene koelcel als zodanig, maar is gericht tegen de locatiekeuze van de voorziene koelcel. In dat kader hebben zij aangevoerd dat zij verlies aan uitzicht zullen ondervinden en dat de landschappelijke waarden van de omgeving zullen worden aangetast.
2.2.8. Wat betreft het uitzicht overweegt de Afdeling dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Gelet op de ligging in een boomteeltconcentratiegebied, waar onder andere buiten het bouwperceel kassen kunnen worden gerealiseerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat het uitzicht kan worden beperkt. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanuit de woningen van [appellanten] niet dusdanig verslechtert dat zij onevenredig in hun belangen worden geschaad. Verder ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene koelcel een onevenredige aantasting van het landschap met zich brengt. Daarbij betrekt de Afdeling dat niet wordt betwist dat de locatie voor de koelcel aansluit op de bestaande kassen. Deze kassen hebben een hoogte van maximaal 8 meter. De koelcel mag een hoogte van maximaal 5,5 meter hebben. Verder is in het advies van de Agrarische beoordelingscommissie van 15 maart 2006 vermeld dat vanuit agrarisch oogpunt de realisering van een eigen koelruimte doelmatig is en noodzakelijk is voor een rendabele agrarische bedrijfsvoering. De oppervlakte van de koelcel is volgens de commissie afgestemd op de omvang van het bedrijf. Ook de gekozen locatie wordt als doelmatig beoordeeld. Dit advies van de Agrarische beoordelingscommissie wordt niet betwist. Er is geen grond voor het oordeel dat de bouw van een koelcel op de voorziene locatie in strijd is met artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Verordening Ruimte.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid in deze uitbreiding heeft kunnen voorzien.
2.2.9. [appellanten] hebben voorts ten aanzien van de overige beroepsgronden verzocht de door hen tegen het ontwerpplan ingediende zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten] hebben in het beroepschrift noch anderszins redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze voor het overige onjuist zou zijn.
2.3. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht of dat de belangen van [appellanten] onvoldoende zijn betrokken. Het beroep van [appellanten] is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2012
590.