ECLI:NL:RVS:2012:BV8053

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103137/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan De Run 2008, herziening I, 2010 en de uitbreiding van een agrarisch bedrijf

Op 7 maart 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "De Run 2008, herziening I, 2010". De raad van de gemeente Veldhoven had op 16 december 2010 dit bestemmingsplan vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellante, een pluimveehouderij gevestigd te Veldhoven, beroep ingesteld. De appellante was van mening dat het bestemmingsplan niet voorzag in de benodigde uitbreidingsmogelijkheden voor haar bedrijf, wat noodzakelijk was voor de implementatie van een nieuw ammoniakemissiesysteem. De appellante stelde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met haar uitbreidingswensen en dat het huidige bouwvlak niet voldeed aan haar behoeften.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 januari 2012, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H.G.M. van der Westen, en de raad door mr. I.V.A. van Velthoven en ing. J.G.M. Coppens. De Afdeling overwoog dat de raad zich op het standpunt had gesteld dat de uitbreidingswensen van de appellante onvoldoende concreet waren en dat een vergroting van het bouwvlak ongewenst was, omdat dit het open agrarische karakter van het gebied zou aantasten.

De Afdeling concludeerde dat de appellante haar plannen voor uitbreiding niet voldoende had onderbouwd en dat de raad in redelijkheid had kunnen besluiten om geen rekening te houden met de uitbreidingswensen. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellante ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd met het recht was voorbereid of genomen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103137/1/R3.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Veldhoven,
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Run 2008, herziening I, 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 16 maart 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.V.A. van Velthoven en ing. J.G.M. Coppens, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijf - Agrarisch bedrijf (B-AB)" en de aanduiding "bouwvlak", voor zover deze zijn toegekend aan haar perceel [locatie]. [appellante] exploiteert een pluimveehouderij op dit perceel.
Zij stelt dat het plandeel ten onrechte niet voorziet in uitbreidingsmogelijkheden op haar perceel. [appellante] is voornemens om een ander ammoniakemissiesysteem toe te passen, waarvoor zij een nieuwe omgevingsvergunning wil gaan aanvragen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Van dit nieuwe systeem is niet bekend of dit past binnen het bij recht voorziene bouwvlak en [appellante] wil niet afhankelijk zijn van de in de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid om het bebouwingspercentage voor het bouwvlak te kunnen verhogen. Daarom wil zij een groter bouwvlak. Gezien deze plannen stelt [appellante] dat de raad er niet mee kon volstaan te verwijzen naar de verleende revisievergunning van 5 januari 2009 onderscheidenlijk de veranderingsvergunning van 27 september 2010 op basis van de Wet milieubeheer (hierna: de milieuvergunningen), waaruit volgt dat het bedrijf voldoet aan de ammoniakemissie-eisen.
Voorts is [appellante] voornemens om de staldeuren van de voorzijde van haar bedrijf naar de achterzijde te verplaatsen. Ten behoeve hiervan dient aan de achterzijde een erfverharding te worden gerealiseerd met spoelwaterputten.
2.1.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een uitbreiding bij recht van het bestaande bouwvlak ongewenst is, omdat de uitbreidingswensen van [appellante] nog onvoldoende concreet zijn. Hierbij wijst de raad erop dat een verdere verdichting in de vorm van meer bebouwing ter plaatse niet vanzelfsprekend is, nu daarmee de doorkijk naar het achterliggende agrarische perceel kan worden verminderd.
2.1.2. Niet in geschil is dat het relatief open, groene en agrarische karakter ter plaatse kan worden aangetast indien het bouwvlak wordt vergroot. Het bedrijf voldoet aan de in de huidige milieuvergunningen gestelde ammoniakemissie-eisen en is overeenkomstig deze milieuvergunningen in het plan opgenomen. [appellante] heeft haar voornemens om een ander ammoniakemissiesysteem toe te passen niet met concrete plannen onderbouwd, onder meer omdat zij nog geen keuze heeft gemaakt welk ammoniakemissie-systeem zij wil gaan toepassen. Gelet hierop kon de raad bij de vaststelling van het plan met de uitbreidingswensen van [appellante] geen rekening houden.
2.1.3. Over de door [appellante] gewenste erfverharding overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder e, van de planregels een erfverharding ten behoeve van verkeers- en parkeervoorzieningen binnen de bestemming "Bedrijf - Agrarisch bedrijf (B-AB)" is toegestaan.
2.1.4. Met betrekking tot de gronden die [appellante] in haar beroepschrift niet expliciet heeft vermeld, maar alleen door middel van een verwijzing naar de zienswijze in het beroepschrift heeft herhaald en ingelast, overweegt de Afdeling dat [appellante] geen redenen heeft aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.1.5. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012
177-605.