201106726/1/R1.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VastNed Retail Nederland B.V., gevestigd te Rotterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te Alkmaar,
appellanten,
de raad van de gemeente Alkmaar,
verweerder.
Bij besluit van 28 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad Zuid en Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben VastNed Retail Nederland bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2012, waar VastNed Retail Nederland, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door drs. W.J. de Jong, drs. J.J.A. Feron en H.M. de Reus, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren zijn door [appellant sub 2] ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de binnenstad zuid en oost van Alkmaar waarbij de nadruk ligt op behoud en bescherming van de bestaande monumentale waarden.
Het beroep van VastNed Retail Nederland
2.2. Het beroep van VastNed Retail Nederland richt zich tegen de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" ter plaatse van haar perceel Laat 165-167. Volgens VastNed Retail Nederland is het niet noodzakelijk om aan het perceel de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" toe te kennen omdat het pand op dit perceel niet beeldbepalend is en ook niet is aangewezen als beschermd monument. Het pand heeft volgens VastNed Retail Nederland ook verder geen bijzondere waarden.
Voorts voert VastNed Retail Nederland aan dat in de planregels ten onrechte bepalingen van welstand en een gebodsbepaling die strekt tot handhaving of herstel van bebouwing, zijn opgenomen.
2.2.1. De raad wijst erop dat het pand op de lijst met beeldbepalende panden is geplaatst. Door het toekennen van de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" wordt volgens de raad uitvoering gegeven aan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de beleidsnota Beeldbepalende panden te Alkmaar (hierna: de beleidsnota), vastgesteld door de raad op 1 februari 2007.
Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat, anders dan VastNed Retail Nederland betoogt, de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" geen gebod bevat maar een toetsingskader biedt voor het afwijken van de huidige bouwmassa van het beeldbepalende pand. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat in de planregels geen welstandsnormen zijn opgenomen maar bouwregels welke onder meer betrekking hebben op het bouwvolume, de pandbreedte en de kaphelling.
2.2.2. Aan het perceel Laat 165-167 zijn de bestemming "Centrum" en de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" toegekend. Op het perceel is een winkel gevestigd.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Centrum" aangewezen gronden bestemd voor detailhandel, consumentenverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van bijbehorende magazijnen, bergingen en andere nevenruimten.
Ingevolge artikel 20, lid 20.1, onder a, zijn de voor "Waarde - cultuurhistorie" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
2.2.3. In de plantoelichting staat dat de binnenstad van Alkmaar in 1988 bij ministeriële beschikking is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Voorts staat in de plantoelichting dat zich daarbinnen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden bevinden. Voor deze panden gelden strenge bouwregels die er toe leiden dat de bouwmassa's slechts in geringe mate mogen worden veranderd.
In de beleidsnota staat dat de panden die van belang zijn voor de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van Alkmaar, in 2005 en begin 2006 zijn geïnventariseerd. In de beleidsnota staat dat het pand Laat 167 is opgenomen in de lijst van beeldbepalende panden. De panden die op deze lijst staan zijn objecten die vanuit overwegingen van monumentenzorg interessant zijn. Deze panden staan symbool voor een bepaalde periode of zijn de eerste of meest belangrijke verbeelding van een kunststroming. Voorts staat in de beleidsnota dat de karakteristieke panden niet wettelijk zijn beschermd maar dat het gemeentebestuur wil dat met de architectonische kwaliteit van deze panden zorgvuldig wordt omgesprongen.
2.2.4. Het perceel Laat 165-167 ligt in het gebied van het beschermd stadsgezicht. Het pand is in 2007 aangewezen als beeldbepalend. De raad heeft daarbij van belang geacht de herkenbaarheid van de architectuur, de gaafheid van vorm en materiaal, de gevelwand en de stedenbouwkundige structuur. Hieruit volgt dat het pand uit cultuurhistorisch oogpunt van belang is. VastNed Retail Nederland heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De raad heeft gelet hierop in redelijkheid aanleiding kunnen zien te kiezen voor een dubbelbestemming, waarmee met name is beoogd, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, de bestaande goot- en bouwhoogte en de pandbreedte vast te leggen.
2.2.5. Ten aanzien van het betoog dat in de planregels ten onrechte een verplichting tot herstel of handhaving is opgenomen, overweegt de Afdeling dat het enkele gegeven dat in de bestemmingsomschrijving in artikel 20, lid 20.1, onder a, van de planregels staat dat de gronden waaraan de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" is toegekend, mede bestemd zijn voor de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen niet maakt dat sprake is van een gebod tot restauratief herstel of handhaving.
Ten aanzien van het betoog inzake welstandsnormen overweegt de Afdeling dat in artikel 20, lid 20.2, van de planregels bouwregels worden gegeven die betrekking hebben op de goot- en bouwhoogte, de pandbreedte, een verbod op het samenvoegen van panden, de voorgevelrooilijn en de kaphelling. In lid 20.3 wordt een regeling voor afwijking van de bouwregels gegeven en in lid 20.4 een wijzigingsbevoegdheid. De aldus in artikel 20 gegeven regels kunnen, anders dan VastNed Retail Nederland betoogt, niet worden aangemerkt als welstandsnormen.
2.3. VastNed Retail Nederland betoogt verder dat de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" een te vergaande inbreuk op het eigendomsrecht maakt. Door deze bestemming aan het perceel toe te kennen, is het niet mogelijk een omgevingsvergunning te verkrijgen voor de verbouw van het winkelpand aangezien met een verbouwing niet zal worden beoogd de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen te beschermen. De tekst van de planregel en niet de bedoeling van de raad is in dit opzicht volgens VastNed Retail Nederland bepalend. Volgens haar wordt de verhuur van het pand hierdoor feitelijk onmogelijk en is de bestemming in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" van toepassing is wanneer ruimtelijk relevante aspecten moeten worden veiliggesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Volgens de raad wordt een bouwplan getoetst aan de bruikbaarheid van het gebouw voor de doeleinden die in deze bestemming zijn opgenomen en stelt de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" geen eisen aan het gebruik van het pand.
2.3.2. Ingevolge artikel 20, lid 20.1, onder a, van de planregels zijn de in het bestemmingsplan aangewezen gronden voor "Waarde - cultuurhistorie", behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het herstel van cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
Ingevolge lid 20.1, onder b, is de bestemming "Waarde - cultuurhistorie" secundair ten opzichte van de bestemming "Waarde - archeologie" en primair ten opzichte van de andere bestemmingen.
2.3.3. Gelet op hetgeen in 2.2.4 is overwogen, heeft de raad in verband met het belang van het pand Laat 165-167 in redelijkheid kunnen kiezen voor een dubbelbestemming. Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat de beeldbepalende elementen zien op de buitenkant van het pand, met name op de tweede en derde bouwlaag. Dit sluit aan bij de bouwregels in artikel 20, lid 20.2, nu ook deze zien op de buitenkant van het pand. Gelet op het cultuurhistorische belang van de buitenkant van het pand heeft de raad in redelijkheid een toets van bouwplannen aan de dubbelbestemming kunnen voorschrijven. VastNed Retail Nederland heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door deze planregeling ernstig wordt beperkt in haar mogelijkheden met het pand. Daarbij betrekt de Afdeling dat in artikel 20 geen beperkende bouwregels worden gesteld voor een interne verbouwing. Een interne verbouwing van het pand is daarmee niet uitgesloten en de desbetreffende planregels leiden in dat opzicht niet tot een rechtsonzekere situatie.
2.4. VastNed Retail Nederland heeft in het beroepschrift voor het overige verwezen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. VastNed Retail Nederland heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit voor het overige onjuist zou zijn.
2.5. In hetgeen VastNed Retail Nederland heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van VastNed Retail Nederland is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.6. Het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen artikel 5, lid 5.2.6, gelezen in samenhang met lid 5.3, van de planregels. Volgens [appellant sub 2] staat deze regeling in de weg aan het realiseren van een dakterras. In artikel 5, lid 5.3, ontbreekt volgens [appellant sub 2] ten onrechte de mogelijkheid een ontheffing, lees: een omgevingsvergunning voor afwijking van bij het plan aan te geven regels, te verlenen voor het realiseren van dakterrassen op hoofdgebouwen voor zover deze het stadsaanzicht en de privacy van de omwonenden niet schaden.
2.6.1. Ingevolge artikel 5, lid 5.2.6, aanhef en onder d en e, van de planregels zijn dakterrassen op een aan- en uitbouw toegestaan, met dien verstande dat geen dakterrassen zijn toegestaan die een onevenredige afbreuk doen aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld, en geen dakterrassen zijn toegestaan bij hoofdgebouwen die in gebruik zijn als horecabedrijf.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de zinsnede "dakterrassen zijn toegestaan op alle bouwlagen" in lid 5.2.6 ambtshalve gewijzigd in "dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen".
In lid 5.3 is aangegeven in welke gevallen het college van burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van artikel 5.
2.6.2. De Afdeling stelt voorop dat de door [appellant sub 2] ter zitting aangevoerde argumenten met betrekking tot de welstandsaspecten van de vergunningaanvraag voor een dakterras niet aan de orde kunnen komen. In de onderhavige procedure gaat het om de vraag of de raad in redelijkheid de mogelijkheid van dakterrassen op hoofdgebouwen in de planregels heeft kunnen uitsluiten.
De raad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de realisatie van dakterrassen binnen het plangebied tot inkijk in woningen en daarmee tot een beperking van de privacy van omwonenden zal leiden. Voorts heeft de raad ter zitting gesteld dat de realisatie van dakterrassen nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke uitstraling van het centrumgebied. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is en evenmin onderbouwd waarom de raad niet aan het gemeentelijke beleid zou mogen vasthouden. Gelet hierop heeft de raad er in redelijkheid voor kunnen kiezen de mogelijkheid om dakterrassen op hoofdgebouwen te realiseren niet in het plan op te nemen.
2.6.3. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012