ECLI:NL:RVS:2012:BV8778

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106354/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • L. Brand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Limmen en beroep tegen de raad van de gemeente Castricum

Op 7 april 2011 heeft de raad van de gemeente Castricum het bestemmingsplan "Kern Limmen" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten A en B, wonend te Limmen, op 8 juni 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 14 februari 2012, waar de appellanten en de raad, vertegenwoordigd door ing. A. Slokker en H. Goverde, aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan een actueel planologisch kader biedt voor de kern Limmen, waarbij deels conserverende en deels nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Appellanten hebben enkele beroepsgronden ingetrokken en nieuwe gronden naar voren gebracht, die door de raad niet adequaat konden worden beantwoord. De Afdeling oordeelt dat de goede procesorde zich verzet tegen het betrekken van deze nieuwe beroepsgrond in de beoordeling.

Daarnaast betogen appellanten dat aan een deel van hun perceel ten onrechte de bestemming "Recreatie" is toegekend, terwijl zij menen dat de bestemming "Groen" zou moeten zijn. De raad heeft echter uiteengezet dat de gronden behoren bij het kadastrale perceel van het zwembad en dat deze gronden een recreatieve functie hebben. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze bestemming heeft kunnen toekennen.

De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellanten is ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201106354/1/R1.
Datum uitspraak: 14 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Limmen, gemeente Castricum,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Castricum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Limmen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2011, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2012, waar [appellanten] en de raad, vertegenwoordigd door ing. A. Slokker en H. Goverde, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actueel planologisch kader voor de kern Limmen. Het plan is deels conserverend van aard en maakt deels nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
2.2. [appellanten] hebben de beroepsgrond met betrekking tot de aanduiding "vrijstaand" en de beroepsgrond dat hun tuin onjuist op de verbeelding is weergegeven ter zitting ingetrokken.
2.3. [appellanten] hebben de beroepsgrond dat het bouwvlak ten aanzien van hun perceel, gelet op een uitbreiding van hun woning, onjuist op de verbeelding is weergegeven eerst ter zitting naar voren gebracht.
Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.
Nu [appellanten] deze beroepsgrond niet eerder naar voren hebben gebracht, heeft de raad, mede in aanmerking genomen de aard van deze grond, niet de mogelijkheid gehad adequaat te reageren. Voorts is niet gebleken dat [appellanten] deze beroepsgrond niet in een eerder stadium naar voren hebben kunnen brengen. Gelet daarop verzet de goede procesorde zich ertegen dat deze beroepsgrond bij de beoordeling van het beroep wordt betrokken.
2.4. [appellanten] betogen dat aan een deel van het perceel aan 't Kieftenland 45 ten onrechte de bestemming "Recreatie" is toegekend. Aan dit gedeelte van het perceel dient volgens hen de bestemming "Groen" te worden toegekend. Hiertoe voeren zij aan dat ter plaatse een beukeboom en ander waardevol groen aanwezig zijn. Daarnaast hebben de gronden volgens hen nooit deel uitgemaakt van het naastgelegen perceel van het zwembad. In dit verband voeren [appellanten] tevens aan dat de gronden al jaren door hen worden onderhouden.
2.4.1. De raad heeft uiteengezet dat de gronden behoren bij het kadastrale perceel van het zwembad aan 't Kieftenland 45. Volgens de raad hebben deze gronden een recreatieve functie.
2.4.2. Aan het noordoostelijke deel van het perceel aan 't Kieftenland 45 is de bestemming "Recreatie" toegekend. Ingevolge artikel 14, lid 14.1, onder 1, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor recreatieve doeleinden en speelvoorzieningen met bij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Recreatie" heeft kunnen toekennen aan het noordoostelijke deel van het perceel aan 't Kieftenland 45. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat op het perceel waarvan deze gronden deel uitmaken, een zwembad is gevestigd. De gronden hebben derhalve een recreatieve functie. Bovendien bestaat binnen de bestemming "Recreatie" ruimte voor groenvoorzieningen en mogen op gronden waaraan de bestemming "Recreatie" is toegekend, ingevolge artikel 14, lid 14.2, onder 1, van de planregels geen gebouwen worden gebouwd. Het aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat de beukeboom en het ter plaatse aanwezige andere groen in het plan specifieke bescherming behoeven. De raad heeft ter zitting bevestigd dat op grond van de kapverordering van de gemeente Castricum voor de eventuele kap van de ter plaatse aanwezige boom een kapvergunning benodigd is. Tegen deze kapvergunning staan rechtsmiddelen open. Voorts heeft de raad in de omstandigheid dat [appellanten] de desbetreffende gronden onderhouden geen aanleiding behoeven te zien een andere bestemming aan deze gronden toe te kennen, nu een dergelijke omstandigheid uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis is.
2.5. [appellanten] betogen voorts dat de goothoogte zoals opgenomen in het plan niet overeenkomt met de feitelijke goothoogte van hun woning.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de nokhoogte van de woning van [appellanten] past binnen het plan.
2.5.2. Aan het perceel aan de [locatie] is de bestemming "Wonen" toegekend. Ingevolge artikel 20, lid 20.2, van de planregels voldoen hoofdgebouwen binnen deze bestemming aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd binnen het bouwvlak;
b. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan.
Blijkens de verbeelding is ter plaatse van het perceel aan de [locatie] voor hoofdgebouwen een maximale goothoogte van 4 meter toegelaten.
Niet in geschil is dat de goothoogte van de woning van [appellanten] 4,84 meter bedraagt en dat de woning met een bouwvergunning is opgericht. Ingevolge artikel 24, lid 24.1, van de planregels, voor zover hier van belang, geldt in die gevallen dat de bestaande goothoogte van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet (oud) of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, die goothoogte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Ingevolge artikel 1.22, onder a, wordt onder bestaand bij bouwwerken verstaan: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
Gelet op het vorenstaande is de feitelijke goothoogte van de woning van [appellanten], zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als zodanig bestemd en bestaat geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet in stand kan blijven.
2.6. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Brand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012
575.