ECLI:NL:RVS:2012:BV8784

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104594/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Pastorie Rodenborchweg' vastgesteld door de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch

Op 15 februari 2011 heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch het bestemmingsplan "Pastorie Rodenborchweg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben drie appellanten, waaronder twee bewoners en de Stichting Wijkraad Rosmalen Centrum en Hondsberg, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat de realisatie van de pastorie zal leiden tot het verdwijnen van bestaande parkeerplaatsen, wat negatieve gevolgen zal hebben voor de voorzieningenstructuur in het noordelijke deel van het stadscentrum van Rosmalen. De raad van de gemeente stelt echter dat de parkeerplaatsen slechts een tijdelijke status hadden en dat er compensatie zal plaatsvinden door de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen in de omgeving.

De zaak is behandeld op 8 februari 2012, waarbij de Wijkraad en de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het plan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de voorzieningenstructuur. De appellanten hebben geen recht op een blijvend vrij uitzicht, en de raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de bouwhoogte van de pastorie aansluit op de bestaande bebouwing. De Afdeling heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201104594/1/R3.
Datum uitspraak: 14 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente 's-Hertogenbosch,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente 's-Hertogenbosch,
3. De stichting Stichting Wijkraad Rosmalen Centrum en Hondsberg (hierna: de Wijkraad), gevestigd te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
appellanten,
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Pastorie Rodenborchweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2011, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2011, en de Wijkraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Wijkraad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2012, waar de Wijkraad, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Blonk en ir. E.M.A. Cammaert, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting Parochie Heilige Lambertus, belanghebbende, vertegenwoordigd door [gemachtigden], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de bestemming "Maatschappelijk" voor een perceel aan de Rodenborchweg te Rosmalen, waarbinnen een gebouw kan worden opgericht dat onder andere kan worden gebruikt als pastorie.
2.2. De Wijkraad voert aan dat als gevolg van de beoogde pastorie de bestaande parkeerplaatsen in het plangebied zullen verdwijnen. Zij stelt dat door het verdwijnen van deze parkeerplaatsen in het noordelijke deel van het stadscentrum van Rosmalen consumenten eerder inkopen zullen doen in het te realiseren winkelcentrum in het zuiden van het centrum, met een ruimere parkeercapaciteit. Hierdoor zal volgens de Wijkraad de bestaande voorzieningenstructuur in het noorden van het stadscentrum structureel worden aangetast, met name die van winkelcentrum Vreeburgpassage. Verder stelt de Wijkraad dat de raad voorbij gaat aan de overwegingen van het college van gedeputeerde staten in zijn besluit tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het voorheen geldende plan met betrekking tot de gronden van de beoogde pastorie en aan de voorwaarden die waren verbonden aan de verklaring van geen bezwaar voor de bouw van een appartementencomplex aan de [locatie sub 1]. Voorts had de raad bij het vaststellen van het plan ook de andere ontwikkelingen in het stadsdeelcentrum moeten betrekken, in het bijzonder de bouw van de woonwijk De Groote Wielen, en over moeten gaan tot het actualiseren van de parkeerbalans en de verkeerscirculatie rondom het centrumgebied Rosmalen, aldus de Wijkraad.
2.2.1. De raad stelt dat de gronden in het plangebied voorheen een woonbestemming hadden en dat de parkeerplaatsen hier slechts een tijdelijke status hadden. Daarnaast stelt hij dat ter compensatie nieuwe parkeerplaatsen in de omgeving van het plangebied zullen worden aangelegd op ongeveer dezelfde afstand van het winkelcentrum als de op te heffen parkeerplaatsen. Het college van gedeputeerde staten heeft volgens de raad in zijn besluit tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het voorheen geldende plan geen bezwaar gemaakt tegen het verdwijnen van de parkeerplaatsen op het perceel en aan de betreffende verklaring van geen bezwaar niet de voorwaarde verbonden dat de parkeerplaatsen dienen te worden behouden. Met betrekking tot de overige ontwikkelingen in het stadsdeelcentrum neemt de raad het standpunt in dat deze los staan van de in het plan voorziene pastorie.
2.2.2. De raad heeft onweersproken gesteld dat het plangebied in het voorheen geldende plan grotendeels een woonbestemming had waarop gebouwen mochten worden opgericht en dat het overgrote deel van de parkeerplaatsen in het plangebied slechts een tijdelijke status had. Daarom zijn deze parkeerplaatsen ook niet opgenomen in de parkeerbalans en kunnen deze in planologisch opzicht niet als bestaand worden aangemerkt, zodat in beginsel geen plicht bestaat het verdwijnen van deze parkeerplaatsen elders te compenseren.
Verder volgt noch uit het besluit van het college van gedeputeerde staten van 18 juli 1995 tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het plan "Centrum 1994" noch uit de verklaring van geen bezwaar van het college van 2 maart 1998 betreffende de bouw van een appartementencomplex aan de [locatie sub 1] dat het college het noodzakelijk acht om de parkeerplaatsen in het plangebied van het voorliggende plan te behouden, nog daargelaten het feit dat de raad in de voorliggende procedure niet gebonden is aan de overwegingen van het college.
Niettemin volgt uit de plantoelichting en het verweerschrift dat ter compensatie van de bestaande parkeerplaatsen in het plangebied op drie locaties in de omgeving van winkelcentrum de Vreeburgpassage in totaal 23 nieuwe parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Gelet hierop zal de parkeersituatie in het stadscentrum niet verslechteren als gevolg van het plan en heeft de raad in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het plan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de voorzieningenstructuur in het noordelijke deel van het centrum van Rosmalen.
2.2.3. Ten aanzien van het betoog van de Wijkraad dat de raad de overige ontwikkelingen in het stadscentrum had moeten betrekken bij het plan en een parkeerbalans en verkeerscirculatieplan voor het gehele centrum van Rosmalen had moeten opstellen, wordt als volgt overwogen. Het plan voorziet in de bouw van een op zichzelf staande pastorie. De nieuwe ontwikkelingen elders in het stadscentrum, wat hiervan ook zij, staan los van dit plan. De raad behoefde deze ontwikkelingen dan ook niet te betrekken bij het beoordelen van de ruimtelijke gevolgen van de beoogde pastorie.
Het betoog faalt.
2.3. [appellant sub 2] voert aan dat het plan zal leiden tot aantasting van het uitzicht uit en het woongenot in haar appartement aan de [locatie sub 2]. Verder stelt [appellant sub 2] dat door het verplaatsen van het bouwvlak ten opzichte van het voorheen geldende plan in de richting van de appartementen aan de Lambertusterp de beoogde pastorie niet goed zal aansluiten bij de gebouwen in de omgeving.
2.3.1. De raad neemt het standpunt in dat de te realiseren pastorie op een ruime afstand zal komen te liggen van de woning van [appellant sub 2]. Daarbij komt volgens hem dat geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. Weliswaar ligt het bouwvlak voor de beoogde nieuwbouw dichter bij de appartementen aan de Lambertusterp ten opzichte van het voorheen geldende plan, maar volgens de raad was dit noodzakelijk om vanaf de Rodenborchweg en vanuit de pastorie zicht te houden op de kerk. Verder stelt de raad dat de maximaal toegestane bouwhoogte van de te bouwen pastorie aansluit op die van de gebouwen aan de Rodenborchweg.
2.3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.2, sub a, van de planregels dienen de gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Ingevolge lid 3.2, onder 3.2.2, sub c, mag de bouwhoogte, zoals aangeduid in de bestemming niet worden overschreden.
Ingevolge lid 3.2, onder 3.2.2., sub d, mag de goothoogte, zoals aangeduid in de bestemming niet worden overschreden.
Blijkens de verbeelding bedraagt de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte 7 m, onderscheidenlijk 11 m.
2.3.3. Uit het verweerschrift volgt dat de toegestane maximum bouwhoogte van de beoogde pastorie aansluit op de bouwhoogte van de gebouwen aan de Rodenborchweg, die alle ongeveer 10 meter hoog zijn. Aan de omstandigheid dat de bouwhoogte van de pastorie groter is dan die van de woningen aan de Lambertusterp behoefde de raad niet de conclusie te verbinden dat dat niet aanvaardbaar zou zijn, waarbij van belang is dat de raad ter zake een grote mate van beleidsvrijheid heeft en dat de woningen aan de Lambertusterp volgens het verweerschrift lager zijn dan de gebouwen aan de Rodenborchweg en de bebouwing noordelijk van de Lambertusterp. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bouwhoogte van de voorziene pastorie uit stedenbouwkundig oogpunt niet aanvaardbaar heeft kunnen achten.
2.3.4. De Afdeling stelt voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Daarnaast blijkt uit de verbeelding dat de afstand tussen het appartement van [appellant sub 2] aan de [locatie sub 2] en de te realiseren pastorie ongeveer 7,5 m bedraagt. De beoogde pastorie is dichter bij de appartementen aan de Lambertusterp gesitueerd in vergelijking met de bouwmogelijkheden in het voorheen geldende plan. De raad heeft hiervoor gekozen om het uitzicht vanaf de Rodenborchweg en vanuit de pastorie op de kerk te bewaren. Bovendien kunnen met deze inrichting van het perceel meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het onbebouwde gedeelte van de gronden van de parochie, waardoor omwonenden minder parkeerhinder zullen ondervinden. Gelet hierop en de toegestane maximum bouwhoogte van de pastorie heeft de raad zich bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het uitzicht uit de woning van [appellant sub 2] en haar woongenot.
2.4. [appellant sub 1] voert aan dat het plan zal leiden tot aantasting van het uitzicht uit haar woning aan de [locatie sub 1] en haar woongenot. Daarbij komt volgens haar dat het plan zal leiden tot een waardedaling van haar woning.
2.4.1. De raad betoogt dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Verder stelt hij dat het uitzicht vanaf het balkon van de woning van [appellant sub 1] zal worden aangetast, maar dat zij verder een vrij uitzicht zal behouden, omdat zij vanuit haar woning langs de beoogde pastorie zal kunnen kijken.
2.4.2. In 2.3.4 is reeds overwogen dat geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. De afstand tussen het bouwvlak en de woning van [appellant sub 1] bedraagt ongeveer 7,5 m. Daarnaast heeft [appellant sub 1] een vrij uitzicht op de gronden ten zuiden van de pastorie.
Gelet op het vorenstaande en de maximaal toegestane bouwhoogte van de pastorie heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanuit de woning van [appellant sub 1] en haar woongenot niet onevenredig worden aangetast.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering, wat daarvan zij, zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de Wijkraad hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012
350-656.