ECLI:NL:RVS:2012:BV8793

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104623/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied St. Agatha en de legalisatie van bedrijfsactiviteiten

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied St. Agatha" door de raad van de gemeente Cuijk op 28 februari 2011. Appellanten, beiden wonend te Sint Agatha, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de bedrijfsactiviteiten van een hoveniers- en bomenrooibedrijf op het perceel ten onrechte worden gelegaliseerd. Zij stellen dat het perceel geen voormalige agrarische bedrijfslocatie is en dat de activiteiten niet passen binnen de gemeentelijke beleidsnotitie. Daarnaast vrezen zij voor geluidhinder en is er volgens hen onvoldoende aandacht besteed aan landschappelijke inpassing.

De Raad van State heeft de zaak op 14 maart 2012 behandeld. De raad van de gemeente Cuijk verdedigt het besluit door te stellen dat de bedrijfsactiviteiten onder het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan vallen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bedrijf, hoewel niet functioneel aan het buitengebied gebonden, naar zijn aard wel passend is in het buitengebied. De Afdeling heeft de argumenten van appellanten, waaronder de vrees voor geluidhinder en de landschappelijke inpassing, niet overtuigend geacht. De onderzoeken die zijn uitgevoerd, bevestigen dat de geluidsbelasting voldoet aan de wettelijke eisen.

De Afdeling heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 maart 2012.

Uitspraak

201104623/1/R3.
Datum uitspraak: 14 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
wijlen [appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Sint Agatha, gemeente Cuijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Cuijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied St. Agatha, [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 14 mei 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.B.J. Reijnders, en de raad, vertegenwoordigd door A. Hozee, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor het hoveniers- en bomenrooibedrijf van [partij] op zijn perceel [locatie].
2.2. [appellant] richt zich tegen de vaststelling van het plan. Hij betoogt dat de bedrijfsactiviteiten die op het perceel plaatsvinden, door het plan ten onrechte worden gelegaliseerd. In het vorige plan is een woonbestemming aan het perceel toegekend, die moet worden gerespecteerd. Nu ten tijde van inwerkingtreding van het vorige bestemmingsplan geen bedrijfsactiviteiten op het perceel meer werden uitgeoefend, worden deze niet door het overgangsrecht van het vorige plan beschermd. Het perceel kan bovendien niet worden aangemerkt als een voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB) en het plan is in strijd met de gemeentelijke beleidsnotitie "Bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied" (hierna: de gemeentelijke beleidsnotitie). Verder zijn de bedrijfsactiviteiten niet functioneel aan het buitengebied gebonden.
Verder vreest [appellant] voor geluidhinder van het bedrijf, nu niet kan worden voldaan aan de wettelijke geluidgrenswaarden. Het door het RMB uitgevoerde "Geluidsonderzoek [locatie] te Sint Agatha (november 2010)" (hierna: het RMB-onderzoek) is onjuist, aldus [appellant].
Tot slot is onvoldoende aandacht besteed aan het realiseren van een goede erfafscheiding en goede landschappelijke inpassing van de gebouwen op het perceel.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de activiteiten van het bedrijf op het perceel onder het overgangsrecht van het vorige plan vallen, omdat deze ten tijde van de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan reeds op het perceel werden uitgeoefend. Door een omissie van de raad zijn de bedrijfsactiviteiten echter niet in dat plan opgenomen. Nu achteraf de omvang van de bedrijfsactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het vorige plan niet meer precies kan worden vastgesteld, is de raad bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten ervan uitgegaan dat het om nieuwvestiging gaat. Volgens de raad kan de plaats van vestiging van het bedrijf worden aangemerkt als een VAB als bedoeld in de gemeentelijke beleidsnotitie. Weliswaar is het bedrijf niet functioneel aan het buitengebied gebonden, maar naar haar aard wel passend in het buitengebied.
2.2.2. De raad is bij de vaststelling van het voorliggende plan uitgegaan van nieuwvestiging. In dit verband heeft hij op basis van de gemeentelijke beleidsnotitie beoordeeld of de bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegelaten.
In de gemeentelijke beleidsnotitie wordt het begrip VAB omschreven als een bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog aanwezig zijn. Vast staat dat op het perceel agrarische activiteiten werden uitgeoefend en dat op het perceel nog steeds een agrarisch bedrijfsgebouw aanwezig is. Dat de raad gelet op het voorgaande het perceel heeft aangemerkt als VAB op basis van de gemeentelijke beleidsnotitie acht de Afdeling niet onredelijk.
Op een VAB is de gemeentelijke beleidsnotitie van toepassing. Hierin zijn enkele voorwaarden opgenomen op basis waarvan medewerking kan worden verleend aan een nieuw initiatief zoals de voorwaarde dat het gaat om kleine bedrijvigheid als bedoeld in categorie 1 en 2 van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", dat de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben en dat het moet passen in de aard, schaal en het karakter van het buitengebied.
Niet in geschil is dat het bedrijf op basis van de VNG-brochure kan worden aangemerkt als een bedrijf in categorie 2. Voorts is de oppervlakte van bedrijfsgebouwen ingevolge artikel 3.2, lid 3.2.2, aanhef en onder a, van de planregels beperkt tot maximaal 400 m² en is het bouwvlak voor de bedrijfsgebouwen met de aanduiding "relatie" gekoppeld aan het bouwvlak waarop de bedrijfswoning staat om de kleinschaligheid te waarborgen. Verder mocht de raad ervan uitgaan dat de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft, omdat het bedrijf zijn activiteiten voornamelijk uitvoert op locaties elders. Voorts wordt het agrarische bedrijfsgebouw op het perceel alleen benut voor de opslag van de voor de bedrijfsactiviteiten benodigde machines. Hierdoor wordt een mogelijke verkeershinder tot een minimum beperkt.
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bedrijf, hoewel dit functioneel niet aan het buitengebied is gebonden, naar zijn aard wel passend is bij de aard, schaal en het karakter van het buitengebied. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] niet heeft onderbouwd dat aan de voorwaarden uit de gemeentelijke beleidsnotitie niet wordt voldaan.
2.2.3. Wat betreft de door [appellant] gevreesde geluidhinder is door het RMB het "Geluidsonderzoek [locatie] te Sint Agatha (november 2010)" uitgevoerd. Hierin staat dat de geluidsbelasting voldoet aan de daartoe gestelde grenswaarden en de geluidsbelasting van de inrichting op de omgeving niet leidt tot (onacceptabele) hinder. Deze conclusie wordt bevestigd in het door Peutz opgestelde rapport "Geluid vanwege Bomenrooi en Verzorgingsbedrijf [partij] te St. Agatha (juli 2011). Hierin staat dat het bedrijf aan de milieuregelgeving kan voldoen en dat ruimschoots aan de gestelde grenswaarden kan worden voldaan.
De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om in zoverre aan de bevindingen en de juistheid van de onderzoeken te twijfelen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat voornoemde onderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten dat de raad deze niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
2.2.4. Voor zover [appellant] betoogt dat in het plan onvoldoende aandacht is besteed aan een goede erfafscheiding en landschappelijke inpassing van de gebouwen, overweegt de Afdeling dat het plan langs de grens met het perceel van [appellant] voorziet in de bestemming "Groen (G)", die erfafscheidingen en landschappelijke inpassing mogelijk maakt. De nadere invulling van deze bestemming betreft een uitvoeringsaspect. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
2.2.5. Gelet op het voorgaande, behoeft het bezwaar van [appellant] dat de activiteiten van het hoveniers- en bomenrooibedrijf op het perceel niet door het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan worden beschermd en deze activiteiten dan ook in strijd zijn met dat plan, geen bespreking meer.
2.2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012
177-605.