ECLI:NL:RVS:2012:BV9446

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201465/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.A.W. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor kiosk op Pletterijkade te Den Haag

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Het college had op 24 augustus 2010 geweigerd om aan De Haringkoning B.V. een bouwvergunning te verlenen voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van een kiosk op de Pletterijkade 65 te Den Haag. De Haringkoning B.V. had hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond was verklaard. De rechtbank had op 18 januari 2012 het beroep van De Haringkoning gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 1 maart 2012 heeft de voorzitter het verzoek behandeld. Het college stelde dat er een spoedeisend belang was om geen uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank, maar de voorzitter oordeelde dat er geen onomkeerbare gevolgen waren gesteld die het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigden. De voorzitter wees het verzoek af en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten aan De Haringkoning B.V. tot een bedrag van € 437,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming en de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig en zorgvuldig te handelen in het kader van bouwvergunningen.

Uitspraak

201201465/2/A1.
Datum uitspraak: 12 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van de burgemeester en wethouders van Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 januari 2012 in zaak nr. 11/7484 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Haringkoning B.V." (hierna: De Haringkoning)
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2010 heeft het college geweigerd aan De Haringkoning onder ontheffing van het bestemmingsplan "Rivierenbuurt" bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van de kiosk op de Pletterijkade 65 te Den Haag (hierna: het bouwplan).
Bij besluit van 10 augustus 2011 heeft college het door De Haringkoning daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 januari 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door De Haringkoning daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na het verzenden van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen erin is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2012, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 maart 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E. Veldman en mr. T.J. Smittenaar-Van der Geer, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, en De Haringkoning, vertegenwoordigd door C. Luijendijk, bijgestaan door mr. J. Geelhoed, advocaat te Naaldwijk, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college vraagt om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het, zolang de Afdeling niet op het ingestelde hoger beroep heeft beslist, geen uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te geven, voor zover deze inhoudt dat het een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar dient te nemen.
2.2. Hetgeen het college naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat er een spoedeisend belang is, dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat geen onomkeerbare gevolgen zijn gesteld, indien het college, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt. Dat besluit zal in hoger beroep voorts mede ter toets staan en door de Afdeling vernietigd worden, indien blijkt dat de rechtbank ten onrechte tot het nemen ervan opdracht heeft gegeven.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.4. Het college dient ten aanzien van De Haringkoning B.V. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Haringkoning B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2012
543.