201106270/1/A3.
Datum uitspraak: 21 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Nieuw-Lekkerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 mei 2011 in zaak
nr. 10/865 in het geding tussen:
het bestuur van de Huurcommissie.
Bij besluit van 19 april 2010 heeft de Huurcommissie een verzoek van [appellante] om alle handgeschreven aantekeningen van 21 september 2009 van de rapporteur en alle door hem van de woning aan de [locatie] te Nieuw-Lekkerland gemaakte foto's openbaar te maken afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2010 heeft de Huurcommissie het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
De Huurcommissie heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2012, waar [appellante] in persoon en de Huurcommissie, vertegenwoordigd door mr. W.C. Brouwer, werkzaam in haar dienst, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten, over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 4 wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die bij een ander bestuursorgaan dan dat, waarbij het verzoek is ingediend, berusten, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
2.2. De Huurcommissie heeft zich in het bij de rechtbank bestreden besluit op het standpunt gesteld dat [appellante] op 24 februari 2010 op de voet van de Wob om openbaarmaking van de aantekeningen en de foto's die door de rapporteur zijn gemaakt heeft verzocht. Zij heeft aan de weigering ten grondslag gelegd dat die documenten ten behoeve van intern beraad zijn opgesteld en de aantekeningen en de foto's, nadat het rapport is opgemaakt, vernietigd zijn en mochten worden.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de door [appellante] op 23 oktober 2009 aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: de minister) verzonden brief, waarbij zij om de aantekeningen en de foto's heeft verzocht, geen verzoek op de voet van de Wob is, omdat het niet aan de Huurcommissie is gedaan. De Huurcommissie heeft zich volgens haar terecht op het standpunt gesteld dat de brief van 24 februari 2010 het verzoek op de voet van de Wob bevat en de verzochte documenten op die dag reeds vernietigd waren.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat de documenten niet mochten worden vernietigd en de vernietiging heeft plaatsgevonden, nadat zij het verzoek tot openbaarmaking had gedaan. Zij stelt hiertoe dat zij op 23 oktober 2009 schriftelijk om de documenten heeft verzocht, nadat zij op die dag bij inzage in het dossier ontdekte dat die daar niet in zaten. Aangenomen moet worden dat de documenten op dat moment nog bestonden, omdat zij op 22 oktober 2009 telefonisch contact had met een medewerker van de huurcommissie die de documenten zou klaarleggen en een medewerker tijdens de inzage zei dat hij de documenten wel had, maar deze niet aan haar kon verstrekken, aldus [appellante].
2.4.1. Op 21 september 2009 heeft de rapporteur een voorbereidend onderzoek verricht in de woning aan de [locatie] te Nieuw-Lekkerland die door [appellante] wordt gehuurd. Bij dat onderzoek heeft hij aantekeningen en foto's gemaakt. Van dat onderzoek heeft hij nadien een rapport opgesteld, waarin hij tevens een deel van de gemaakte foto's heeft opgenomen. Dat rapport is op 13 oktober 2009 naar [appellante] gezonden.
Bij brief van 23 oktober 2009 heeft [appellante] de minister verzocht de aantekeningen en alle foto's die de rapporteur tijdens het onderzoek heeft gemaakt aan haar ter beschikking te stellen. De minister heeft die brief doorgezonden naar de Huurcommissie, die haar op 30 oktober 2009 ontving. De Huurcommissie heeft het verzoek in die brief ten onrechte niet als gedaan op de voet van de Wob aangemerkt. Dat de brief aan de minister was gericht, was onvoldoende voor dat oordeel.
Dat kan [appellante] echter niet baten. De Huurcommissie heeft gesteld dat de documenten, waarvan [appellante] de openbaarmaking heeft verzocht, ten tijde van de ontvangst van het verzoek al waren vernietigd. Het is haar vaste werkwijze om de aantekeningen en de foto's, nadat op grond daarvan een rapport is opgemaakt, te vernietigen. Er is geen grond voor het oordeel dat dat niet mag. [appellante] heeft gesteld dat de documenten zich op 23 oktober 2009 en tijdens de hoorzitting op 30 oktober 2009 niet in het dossier bevonden. Gelet op haar vaste werkwijze, heeft de Huurcommissie onder die omstandigheden en nu het rapport op 21 september 2009 is opgemaakt, aannemelijk gemaakt dat de documenten ten tijde van de ontvangst door haar op 30 oktober 2009 van het verzoek om openbaarmaking al waren vernietigd. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2012