201112936/2/R1.
Datum uitspraak: 22 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nautisch Centrum Pietersplas B.V., gevestigd te Maastricht, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Dagstrand Oost Maarland B.V., h.o.d.n. Fun Valley, gevestigd te Oost Maarland, en anderen, (hierna tezamen in enkelvoud: Fun Valley),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bruto Real Estate B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACI Adam B.V., h.o.d.n. ACI Supplies, (hierna tezamen in enkelvoud: ACI Supplies), beiden gevestigd te Maastricht, 4. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny, België, en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Bij besluit van 27 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2011, ACI Supplies bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2011, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2011, en Fun Valley bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2011, beroep ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 16 januari 2012. Fun Valley heeft haar beroep aangevuld bij brief van 17 januari 2012. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 10 februari 2012.
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2012, hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2012, heeft ACI Supplies de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2012, hebben het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
ACI Supplies heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 maart 2012, waar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, vertegenwoordigd door mr. E.M.G. Haagmans, advocaat te Heerlen, ACI Supplies, vertegenwoordigd door mr. J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond, Fun Valley, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond, W. den Os, en J.C.M. Rompenberg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.F. Nutters, J.H.A. Jans en M.L.J. Detisch, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De raad heeft ter zitting betoogd dat de verzoeken van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen en van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen dienen te worden afgewezen nu de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang hebben.
De voorzitter acht het niet uitgesloten dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen niet-ontvankelijk zal achten, nu twijfel bestaat aan de belanghebbendheid bij het plan vanwege de ruime afstand van de grondgebieden van de gemeenten Blegny, Lanaken, Riemst, Visé en Voeren tot het plangebied. Desondanks gaat de voorzitter er voor de behandeling van dit verzoek vanuit dat zij belanghebbenden zijn als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat bij voorbaat niet onaannemelijk is dat op deze grondgebieden feitelijke gevolgen van het plan kunnen worden ondervonden. Voorts ziet de voorzitter op voorhand niet in dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang hebben, nu het plangebied op korte afstand van het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten is gelegen.
2.3. Het plangebied is gelegen binnen het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht op de hoek van de Habitatsingel en de Köbbesweg. Het plan voorziet in de verplaatsing van drie coffeeshops uit de binnenstad van Maastricht naar het plandeel met de bestemming "Horeca".
2.4. Op 23 januari 2012 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw voor drie coffeeshops. Ter zitting is gebleken dat deze aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard en dat op 5 maart 2012, na aanvulling van de eerdere aanvraag, een nieuwe omgevingsvergunning is aangevraagd voor de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw voor drie coffeeshops waarop thans nog niet is beslist. Derhalve acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.5. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley betogen allereerst dat de invoering van de zogenoemde wietpas per 1 mei 2012 en de gevolgen hiervan voor het plan ten onrechte niet in de besluitvorming zijn betrokken, terwijl al voor de vaststelling van het plan bekend was dat deze pas zou worden ingevoerd. Volgens hen ontbreekt de noodzaak voor het verplaatsen van de coffeeshops, nu er als gevolg van de invoering van de wietpas fors minder bezoekers worden verwacht zodat spreiding niet meer nodig is.
2.5.1. In de plantoelichting staat dat in Maastricht een gericht coffeeshopbeleid wordt gevoerd. Een oplossing van de problematiek die ontstaat door de concentratie van coffeeshops in het centrum van Maastricht wordt gezocht in het verplaatsen van een aantal coffeeshops naar locaties aan de rand van de stad (spreiding). Doel van dit spreidingsbeleid is de reductie van de verkeersoverlast, beperking van de illegale drugshandel en vermindering van onveiligheid en criminaliteit.
2.5.2. Bij brief van 27 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259) van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer is aangekondigd dat het landelijke drugsbeleid wordt aangescherpt en dat coffeeshops besloten clubs worden voor de lokale markt. Om dit te realiseren kunnen alleen meerderjarige inwoners van Nederland toegang krijgen tot een coffeeshop op vertoon van een geldig identiteitsbewijs, het zogenoemde Ingezetenencriterium, en op basis van lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop, het zogenoemde Besloten-clubcriterium. Het lidmaatschap wordt in de vorm van een clubpas verleend door de coffeeshophouder en wordt verkregen op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en een bewijs dat de aanvrager ingezetene van Nederland is. De gewenste kleinschaligheid wordt gerealiseerd door maximering van het aantal leden van de coffeeshop.
Bij brief van 15 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 24 077, nr. 267) heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer laten weten dat per 1 mei 2012 in alle gemeenten van onder meer de provincie Limburg het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium zullen worden ingevoerd en dat een coffeeshop in één kalenderjaar maximaal 2.000 leden mag hebben.
2.5.3. Ter zitting heeft de raad gesteld dat hij verwacht dat het aantal bezoekers van de coffeeshops in Maastricht met meer dan 50% zal afnemen als gevolg van de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium, maar dat ondanks deze afname wel aan het spreidingsbeleid wordt vastgehouden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is echter niet gebleken dat bij de vaststelling van het plan de gevolgen van de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium voor het plan zijn onderzocht, terwijl de raad ten tijde van het bestreden besluit had kunnen voorzien dat deze criteria over een niet al te lange termijn zullen worden ingevoerd. Reeds hierom is de voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het plan op dit punt zorgvuldig is voorbereid. De onderhavige procedure leent zich echter niet voor nader onderzoek ter zake.
2.6. Voorts voeren het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley aan dat artikel 4, eerste lid, onder b, van de planregels in strijd is met de Opiumwet.
2.6.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Horeca" onder meer bestemd voor:
Ingevolge artikel 1 moet onder een coffeeshop worden verstaan: een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
2.6.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr.
200304861/1) kan de verkoop van softdrugs in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit ingevolge de Opiumwet verboden is. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling artikel 4, eerste lid, onder b, bezien in samenhang met artikel 1 van de planregels, voor zover daarin het begrip coffeeshop is omschreven, niet in stand zal laten.
2.7. Gelet op hetgeen in 2.5.3. en 2.6.2. is overwogen en op het belang van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley dat is gediend bij het niet in werking treden van het plan, ziet de voorzitter aanleiding tot inwilliging van het verzoek tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan. In verband hiermee behoeft hetgeen door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley voor het overige is aangevoerd geen bespreking.
2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.9. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De voorzitter ziet aanleiding een wegingsfactor 0,5 toe te passen als bedoeld in onderdeel A1, sub 13, van de bijlage genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, en Fun Valley zich op de zitting door dezelfde advocaat hebben laten bijstaan.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Maastricht van 27 september 2011 waarbij het bestemmingsplan "Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Maastricht tot vergoeding van bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 655,50 (zegge: zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
veroordeelt de raad van de gemeente Maastricht tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nautisch Centrum Pietersplas B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Dagstrand Oost Maarland B.V., h.o.d.n. Fun Valley, en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 655,50 (zegge: zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
veroordeelt de raad van de gemeente Maastricht tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bruto Real Estate B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACI Adam B.V., h.o.d.n. ACI Supplies, in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 876,50 (zegge: achthonderdzesenzeventig euro en vijftig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Maastricht tot vergoeding van bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Maastricht aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nautisch Centrum Pietersplas B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Dagstrand Oost Maarland B.V., h.o.d.n. Fun Valley, en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bruto Real Estate B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACI Adam B.V., h.o.d.n. ACI Supplies, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Blegny en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2012