ECLI:NL:RVS:2012:BW0151

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113347/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • R.I. Slagt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Munsterkerk en verzoek om voorlopige voorziening

Op 25 oktober 2011 heeft de raad van de gemeente Werkendam het bestemmingsplan "Munsterkerk" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de verzoekers, wonend te Almkerk, beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 23 december 2011 hun gronden hebben ingediend. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 14 maart 2012 ter zitting behandeld, waar de verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. E.R. Koster en de raad door N.J. de Keijzer en ir. J.M.G.H. Bleijlevens.

De voorzitter overweegt dat het bestemmingsplan beoogt een woonzorgcomplex en vier woningen mogelijk te maken aan de Munsterkerk en de Dorpsstraat te Dussen. De verzoekers stellen dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor een alternatief plan en dat de verkeerstoename niet kan worden afgewikkeld op de bestaande wegen. Ook vrezen zij voor parkeeroverlast en aantasting van hun uitzicht en privacy door de voorziene derde bouwlaag van het woonzorgcomplex.

De voorzitter concludeert dat de raad bij de keuze van de bestemming beoordelingsvrijheid heeft en dat er geen aanwijzingen zijn dat de raad de voor- en nadelen van alternatieven onvoldoende heeft afgewogen. De voorzitter acht het niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare verkeersdruk of parkeeroverlast. Ook het verlies van privacy wordt niet als zodanig groot beschouwd dat de raad niet in redelijkheid voor het plan heeft kunnen kiezen. Gelet op deze overwegingen wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201113347/2/R3.
Datum uitspraak: 23 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te Almkerk, gemeente Woudrichem,
en
de raad van de gemeente Werkendam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Munsterkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2012.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoekers] hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 maart 2012, waar  [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. E.R. Koster, en de raad, vertegenwoordigd door N.J. de Keijzer en ir. J.M.G.H. Bleijlevens, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Met het plan wordt beoogd een woonzorgcomplex en vier woningen mogelijk te maken aan respectievelijk de Munsterkerk en de Dorpsstraat te Dussen.
2.3. [verzoekers] beogen met hun verzoek om voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen.
2.4. [verzoekers] betogen dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor een alternatief plan, dat door de Dorpsraad is voorgesteld. Daarnaast had de raad volgens hen moeten bezien of een nabijgelegen kerkgebouw bij het plan kan worden betrokken, zodat een derde bouwlaag voor het woonzorgcomplex niet meer noodzakelijk is.
2.4.1. De voorzitter overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Dat de raad de voor- en nadelen van alternatieven onvoldoende in de belangenafweging heeft meegenomen, is vooralsnog niet gebleken. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad duidelijk gemaakt dat de gekozen locatie in beginsel geschikt is voor een woonzorgcomplex. Dat het door [verzoekers] aangedragen alternatief zodanig meer geschikt is dat de raad in redelijkheid niet tot het mogelijk maken van het woonzorgcomplex op de gekozen locatie heeft kunnen besluiten, is niet aannemelijk geworden.
2.5. [verzoekers] betogen voorts dat de verkeerstoename vanwege het plan niet kan worden afgewikkeld op de bestaande wegen. Ook voorziet het plan volgens hen niet in voldoende parkeerplaatsen, waardoor parkeeroverlast zal ontstaan. [verzoekers] voeren daarnaast aan dat het plan zal leiden tot een aantasting van hun uitzicht en hun privacy, met name vanwege de voorziene derde bouwlaag voor het woonzorgcomplex. Verder stellen zij dat onduidelijk is of afdoende maatregelen kunnen worden getroffen ter bescherming van dwergvleermuizen, laatvliegers en gierzwaluwen, die in de thans aanwezige woningen in het plangebied huizen.
2.5.1. Binnen het plangebied staan momenteel 11 woningen die worden ontsloten op de Munsterkerk. Deze woningen zullen worden gesloopt. Daarvoor in de plaats voorziet het plan in 25 wooneenheden in een woonzorgcomplex en in vier woningen. Het woonzorgcomplex wordt ontsloten op de Munsterkerk en de vier woningen op de Dorpsstraat. Volgens de raad kan de verkeerstoename van deze 18 extra wooneenheden dan wel woningen zonder problemen worden afgewikkeld via de Munsterkerk en de Dorpsstraat. De raad heeft daarnaast berekend dat vanwege het plan een behoefte zal ontstaan aan 22 parkeerplaatsen, die op eigen terrein worden aangelegd. Het plan maakt dit mogelijk.
Het voorgaande in aanmerking nemend, acht de voorzitter vooralsnog niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare verkeersdruk op de Munsterkerk en de Dorpsstraat of tot parkeeroverlast.
2.5.2. De woning van [verzoekers] staat op het perceel tegenover de locatie van het voorziene woonzorgcomplex, aan de overzijde van de Munsterkerk. Hun tuin ligt langs de Munsterkerk. De voorzitter erkent dat het plan zal leiden tot een verlies aan privacy vanwege de inkijk vanaf het voorziene woonzorgcomplex in de tuin. Evenwel heeft de raad de vrijheid om de bestemmingen en bouwmogelijkheden toe te kennen die hij nodig acht. Het nadeel van [verzoekers] bij het verlies aan privacy acht de voorzitter niet dusdanig groot dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de in het plan voorziene bouwmogelijkheden voor het woonzorgcomplex. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de toegelaten bouwhoogte van 11 m voor het woonzorgcomplex als passend in de omgeving kan worden beschouwd en dat de afstand tussen de tuin van [verzoekers] en het bouwvlak voor het woonzorgcomplex ongeveer 22 m bedraagt.
2.5.3. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
In het rapport "Inventarisatie vleermuizen en broedvogels, Vier gebouwen aan de locatie Munsterkerk te Dussen" van 9 september 2011 staat dat het plan geen negatieve effecten zal hebben op de aanwezige vliegroute van de laatvlieger. Voorts is ter zitting gebleken dat de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 9 maart 2012 een besluit heeft genomen op het verzoek van het gemeentebestuur om ontheffing van artikel 11 van de Ffw. In het besluit staat dat door het uitvoeren van de in het besluit genoemde maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Ffw overtreden worden. De functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de dwergvleermuizen en gierzwaluwen komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig, aldus het besluit. De voorzitter ziet daarom geen aanleiding voor de verwachting dat de Ffw in de weg zal staan aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
2.6. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I. Slagt, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Slagt
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2012
618.