201200992/2/R1.
Datum uitspraak: 23 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Bewonersvereniging Bergen Centrum, gevestigd te Bergen (Noord-Holland), en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Bergen (Noord-Holland),
verweerder.
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Bergen Centrum Beschermd Dorpsgezicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Bewonersvereniging en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2012, hebben de Bewonersvereniging en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Bewonersvereniging en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 maart 2012, waar de Bewonersvereniging en anderen, vertegenwoordigd door mr. drs. L.T. van Eyk van Heslinga, advocaat te Alkmaar, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door S. Plezier en mr. D.E. Minkman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het beroep en het onderhavige verzoek zijn ingediend door de Bewonersvereniging en 11 anderen. Het is de voorzitter onduidelijk of alle indieners van het beroep een zienswijze over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht bij de raad en of het beroep, voor zover door hen ingediend, in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden geacht. Nu echter vaststaat dat de Bewonersvereniging wel een zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, verwacht de voorzitter dat de Afdeling het beroep in zoverre ontvankelijk zal oordelen en ziet de voorzitter aanleiding het verzoek inhoudelijk te behandelen.
2.3. Het plangebied betreft het beschermd dorpsgezicht van Bergen (Noord-Holland). Het plan is grotendeels conserverend van aard, maar voorziet ook in enkele nieuwe ontwikkelingen.
2.4. Het verzoek heeft allereerst betrekking op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen-1" en de aanduiding "maximale goothoogte 3 m en maximale bouwhoogte 5 m" voor het perceel Karel de Grotelaan 6s.
2.4.1. Ter zitting is door de Bewonersvereniging en anderen aangegeven dat wat betreft voornoemd plandeel geen spoedeisend belang aanwezig is, nu er sprake is van een in rechte onaantastbare bouwvergunning uit 2001. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang.
2.5. Het verzoek heeft voorts betrekking op de gewijzigde vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd-4" en de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" voor het perceel Oude Prinsweg 9. De Bewonersvereniging en anderen voeren aan dat ten onrechte de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" aan het perceel is toegekend, nu op het perceel feitelijk een horeca 1-inrichting aanwezig is en het toestaan van een horeca 2-inrichting leidt tot overlast.
2.5.1. Ter zitting is gebleken dat in het vigerende bestemmingsplan "Bergen Centrum" aan het perceel Oude Prinsweg 9 de bestemming "Horeca/Bar" is toegekend. De raad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat voornoemde bestemming eveneens horeca tot en met horecacategorie 2 mogelijk maakt. Gelet hierop is met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorlopige voorziening in zoverre rechtvaardigt. De voorzitter overweegt hiertoe dat schorsing van voornoemd plandeel niet tot gevolg heeft dat geen horeca 2-inrichting op het perceel Oude Prinsweg 9 kan worden gerealiseerd.
2.6. Het verzoek heeft ten slotte betrekking op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" voor het perceel Karel de Grotelaan 6 waardoor ter plaatse een discotheek is toegestaan.
2.7. De Bewonersvereniging en anderen betogen allereerst dat na het bestreden besluit onder meer het vaststellingsbesluit, de Nota zienswijzen en een oplegnotitie niet digitaal ter inzage zijn gelegd.
Voornoemd betoog heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na het bestreden besluit, zodat reeds om deze reden dit de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve ook geen aanleiding.
2.8. Voorts betogen de Bewonersvereniging en anderen dat de behoefte aan een discotheek ter plaatse ontbreekt.
2.8.1. In de plantoelichting staat dat op het perceel Karel de Grotelaan 6 sprake is van een horecabedrijf in de zwaarste horecacategorie (discotheek/dancing). Het bedrijf is ter plaatse aanwezig in strijd met het vigerende bestemmingsplan "Bergen Centrum". Ter zitting is door de raad gesteld dat, aangezien het bedrijf het enige is in zijn aard en omvang in de gemeente Bergen, het toestaan van de discotheek belangrijk is om de diversiteit van het horeca aanbod te behouden en te versterken en door middel van het onderhavige plan te legaliseren. De voorzitter ziet in hetgeen de Bewonersvereniging en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op voormeld standpunt heeft kunnen stellen.
2.9. Voorts betogen de Bewonersvereniging en anderen dat het toestaan van een discotheek ter plaatse leidt tot geluidhinder voor omwonenden. Volgens hen is het door het Geluidburo op 23 augustus 2010 opgestelde rapport "Akoestisch onderzoek Horecabedrijf Cha Cha" (hierna: het akoestisch onderzoek) ondeugdelijk.
2.9.1. In het akoestisch onderzoek staat dat de bestaande discotheek in de huidige en toekomstige situatie aan de wettelijke geluidnormen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer kan voldoen. In het akoestisch onderzoek staat verder dat in het dansgedeelte van de discotheek een gemiddeld geluidsniveau van 96 dB(A) dancemuziek geproduceerd kan worden zonder daarbij de wettelijke geluidnormen te overschrijden en dat dit geluidniveau voldoende is voor de exploitatie van een discotheek. Door de geplande verplaatsing van de entree en het verbeteren hiervan zal de overlast naar de omgeving afnemen, omdat de entree ruimer wordt en de deuren beter gesloten gehouden kunnen worden tijdens het komen en gaan van bezoekers, aldus het akoestisch onderzoek. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding om aan te nemen dat het plan onaanvaardbare geluidhinder tot gevolg zal hebben. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat in hetgeen de Bewonersvereniging en anderen voorts hebben aangevoerd geen aanleiding het akoestisch onderzoek onvolledig dan wel ondeugdelijk te achten.
2.10. Verder voeren de Bewonersvereniging en anderen aan dat het toestaan van discotheek in strijd is met de door de raad op 29 juni 2010 vastgestelde horecanota "Gastvrij Bergen" (hierna: de horecanota).
2.10.1. In de horecanota is onder meer het plangebied aangewezen als uitgaansgebied. In deze nota staat verder dat de aanwezige dancings en discotheken gehandhaafd worden onder voorwaarde dat voor deze inrichtingen een nieuw geluidsonderzoek wordt uitgevoerd waaruit blijkt dat een dergelijke bestemming kan worden toegestaan en dat de bestaande discotheek in het centrum van Bergen in het bestemmingsplan wordt opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid naar horecacategorie 1. Nu uit het akoestisch onderzoek volgt dat de discotheek op het perceel Karel de Grotelaan 6 aan de wettelijke geluidnormen kan voldoen, hebben de Bewonersvereniging en anderen niet aannemelijk gemaakt dat het toestaan van een discotheek op dit perceel in strijd is met de horecanota.
2.11. Ten slotte betogen de Bewonersvereniging en anderen dat het toestaan van een discotheek op het perceel Karel de Grotelaan 6 leidt tot parkeeroverlast in het plangebied, nu er thans al te weinig parkeerplaatsen in het centrum zijn.
2.11.1. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad aannemelijk gemaakt dat voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de discotheek beschikbaar zullen zijn. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de totale parkeerbehoefte ten gevolge van de ontwikkelingen die in het plan worden mogelijk gemaakt - waaronder de bevoegdheid de discotheek in een restaurant te wijzigen - 79 parkeerplaatsen betreft. De raad heeft ter zitting toegelicht dat ten westen van het plangebied op korte afstand van het centrum een locatie beschikbaar is waar ongeveer 80 parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden, zodat in deze behoefte kan worden voorzien. In hetgeen de Bewonersvereniging en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor een ander oordeel.
2.12. Ook in hetgeen de Bewonersvereniging en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen grond voor de verwachting dat het besluit in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen grond.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2012