ECLI:NL:RVS:2012:BW0736

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111736/1/R4 en 201111736/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R. Teuben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Parapluplan geluidzone betoncentrale Cementbouw b.v. en de rol van de gemeente Haarlemmermeer

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 maart 2012 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Parapluplan vanwege de geluidzone van de betoncentrale van Betonmortelbedrijven Cementbouw b.v.". De gemeente Haarlemmermeer heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Lisse, dat op 15 september 2011 het bestemmingsplan heeft vastgesteld. Haarlemmermeer verzocht tevens om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 november 2011, waar verschillende partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van Haarlemmermeer en de raad van Lisse.

De voorzitter overwoog dat de gemeente Haarlemmermeer niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij geen gronden binnen de vastgestelde zone heeft en ook geen rechtstreeks betrokken belang bij het besluit. De voorzitter concludeerde dat het beroep van Haarlemmermeer niet-ontvankelijk is, maar dat het beroep, voor zover ontvankelijk, gegrond is. Het besluit van de raad van de gemeente Lisse werd vernietigd, en de raad werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw ontwerpplan ter inzage te leggen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte kennisgeving van bestemmingsplannen en de rol van gemeenten in de ruimtelijke ordening. De voorzitter stelde ook een voorlopige voorziening vast, waarbij de bestaande zone tot de inwerkingtreding van de nieuw vast te stellen zone blijft gelden. De proceskosten werden toegewezen aan de gemeente Haarlemmermeer, en het griffierecht werd vergoed door de raad van Lisse.

Uitspraak

201111736/1/R4 en 201111736/2/R4.
Datum uitspraak: 28 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de gemeente Haarlemmermeer, de raad van de gemeente Haarlemmermeer en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna tezamen en in enkelvoud: Haarlemmermeer),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Lisse (hierna: de raad),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Parapluplan vanwege de geluidzone van de betoncentrale van Betonmortelbedrijven Cementbouw b.v." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Haarlemmermeer bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2011, heeft Haarlemmermeer de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 november 2011, waar Haarlemmermeer, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman en mr. M.P.N. Lemmens, beiden advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en R.B.M. Hermans, werkzaam bij de gemeente Lisse, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad van de gemeente Hillegom, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en S. Eringa, werkzaam bij de gemeente Hillegom, en Betonmortelbedrijven Cementbouw B.V. (hierna: BCB), vertegenwoordigd door mr. F.G. van Dam, advocaat te Schiphol, R.H. van Berkel, D. Vlieger en A. Stuvel.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Het plan
2.2. Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de raad van de gemeente Hillegom het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" vastgesteld. Dat plan maakt, voor zover hier van belang, op het terrein waarnaar BCB haar bedrijfsactiviteiten wenst te verplaatsen de vestiging mogelijk van inrichtingen behorende tot een in het Besluit omgevingsrecht aangewezen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. De raad van de gemeente Hillegom heeft daarom rond dit terrein een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Het thans ter beoordeling staande plan voorziet in de vastlegging van het deel van de zone dat is gelegen op het grondgebied van de gemeente Lisse. De zone is voor het overige vastgelegd in de bestemmingsplannen "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" en "Parapluplan vanwege de geluidzone van de betoncentrale van Betonmortelbedrijven Cementbouw b.v." die bij besluit van 30 juni 2011 door de raad van de gemeente Hillegom zijn vastgesteld.
Ontvankelijkheid
2.3. De raad betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de rechtspersoon gemeente Haarlemmermeer (hierna: de gemeente), de raad van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: de gemeenteraad) en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij het besluit tot vaststelling van het plan. De raad betoogt in dat verband dat de gemeenteraad en het college niet optreden ter behartiging van een aan hen toevertrouwd belang dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Verder betoogt de raad dat de gemeente als rechtspersoon geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft, onder meer omdat zij geen eigenaar is van gronden in het plangebied of in de onmiddellijke omgeving daarvan.
2.3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het tweede lid worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
2.3.2. De voorzitter overweegt dat de ruimtelijke ordening van het grondgebied van een gemeente een aan de gemeenteraad toevertrouwd belang is. Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer haar uitspraak van 3 december 2008, nr.
200800581/1, is de ruimtelijke ordening van het grondgebied van een gemeente bovendien een mede aan het college van burgemeester en wethouders toevertrouwd belang. Uit deze uitspraak volgt verder dat de belangen van een goede ruimtelijke ordening van een gemeente onder omstandigheden rechtstreeks betrokken kunnen zijn bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan in een aangrenzende gemeente.
In het plan is een zone vastgelegd waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein - dat bestaat uit het beoogde terrein van BCB - de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. De zone strekt zich uit tot de Ringvaart, die de grens vormt met de gemeente Haarlemmermeer. Aan de overzijde van de Ringvaart bevinden zich thans enkele woningen. Voorts bestaan plannen voor grootschalige woningbouw in dit deel van de gemeente Haarlemmermeer. Nu de 50 dB(A)-contour bepalend is voor de geluidbelasting die vanwege het gezoneerde industrieterrein mag worden veroorzaakt op de aanwezige en eventuele toekomstige woningen in het nabij de zonegrens gelegen deel van de gemeente Haarlemmermeer, is de voorzitter van oordeel dat het aan de gemeenteraad en het college toevertrouwde belang van een goede ruimtelijke ordening van de gemeente Haarlemmermeer rechtstreeks bij de vaststelling van het plan is betrokken. Een verdere aanwijzing hiervoor ziet de voorzitter in het feit dat het gemeentebestuur van Haarlemmermeer blijkens de stukken bij de voorbereiding van het plan op uitnodiging van de raad als bestuur van een betrokken gemeente heeft deelgenomen aan het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding het beroep, voor zover het is ingesteld door de gemeenteraad en het college, niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3.3. Ten aanzien van de gemeente overweegt de voorzitter het volgende. Op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, kan ervan worden uitgegaan dat de gemeente geen gronden binnen de bij het plan vastgestelde zone op het grondgebied van de gemeente Lisse in eigendom heeft en evenmin eigenaar is van gronden in de gemeente Haarlemmermeer die nabij de zonegrens zijn gelegen. Ook anderszins is niet gebleken dat de gemeente als rechtspersoon een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft.
Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk, voor zover het is ingesteld door de gemeente.
Procedurele beroepsgronden
2.4. Haarlemmermeer voert aan dat niet op de juiste wijze van het ontwerpplan is kennisgegeven. In dat verband stelt zij in de eerste plaats dat geen kennisgeving van het ontwerpplan in de Staatscourant is geplaatst. Daarnaast betoogt zij dat in de kennisgeving in het huis-aan-huisblad "De Lisser" de indruk is gewekt dat het een ontwerpplan van de gemeente Hillegom betrof.
2.4.1. In artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is, met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
2.4.2. De raad heeft ter zitting erkend dat geen kennisgeving van het ontwerpplan in de Staatscourant is geplaatst. De voorbereiding van het plan is derhalve in zoverre in strijd met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening.
2.4.3. Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van het ontwerpplan is geplaatst in het huis-aan-huisblad "De Lisser". Daarbij is het volgende vermeld: "Het college van Hillegom heeft een ontwerp opgesteld van het paraplubestemmingsplan geluidzone betonmortelcentrale van betonmortelbedrijven Cementbouw te Hillegom. Het plan is voor de gedeeltelijke herziening van de bestemmingsplannen Bedrijventerrein Hillegom-Zuid en Bedrijventerreinen Lisse. Dit betekent dat in beide bestemmingsplannen een aanvullende regeling komt voor de geluidzone van industrieterrein Hillegom Zuid-Zuid." Bij de kennisgeving is vermeld dat het ontwerpplan ter inzage ligt bij de gemeentewinkel en is in te zien op de website van de gemeente Lisse, alsmede dat een zienswijze kan worden ingediend bij burgemeester en wethouders.
Nu in de kennisgeving melding wordt gemaakt van een ontwerp van het college van burgemeester en wethouders van Hillegom, kan naar het oordeel van de voorzitter uit de kennisgeving niet met zekerheid worden afgeleid dat het ter inzage gelegde ontwerp een ontwerpplan van de gemeente Lisse betreft. Naar het oordeel van de voorzitter is de voorbereiding van het plan op dit punt in strijd met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, in samenhang met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb.
2.4.4. Naar het oordeel van de voorzitter kunnen deze schendingen van artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, nu niet is gebleken dat de belanghebbenden door deze schendingen van vormvoorschriften niet zijn benadeeld. Dit geldt in het bijzonder voor het achterwege laten van een kennisgeving in de Staatscourant.
Inhoudelijke beroepsgronden
2.5. Haarlemmermeer betoogt dat de raad er bij de vaststelling van de geluidzone ten onrechte van is uitgegaan dat BCB en het naastgelegen bedrijf AW Handel en Logistiek B.V. (hierna: AW) twee afzonderlijke inrichtingen vormen. Volgens haar bestaan er tussen de inrichtingen van BCB en AW zodanige bindingen, dat deze inrichtingen op grond van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer als één inrichting moeten worden beschouwd. Dit betekent volgens Haarlemmermeer dat de bedrijfsterreinen van BCB en AW tezamen hadden moeten worden aangemerkt als industrieterrein in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder en dat daarvoor één geluidzone had moeten worden vastgesteld. Nu de ligging van de zone rond het industrieterrein in dat geval had moeten zijn gebaseerd op de geluidbelasting van BCB en AW samen, had volgens Haarlemmermeer een ruimere zone moeten worden vastgesteld. Haarlemmermeer stelt dat de zone zich bij een juiste vaststelling mede uitstrekt over het grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer en belemmeringen oplevert voor de voorgenomen grootschalige woningbouw in het kader van het project Westflank Haarlemmermeer.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ingevolge het door de raad van de gemeente Hillegom vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" slechts met betrekking tot het beoogde terrein van BCB een industrieterrein in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder ontstaat. Volgens de raad kan daarom worden volstaan met een geluidzone rond het terrein van BCB. De raad stelt zich daarbij op het standpunt dat BCB en AW als twee afzonderlijke inrichtingen kunnen worden aangemerkt.
2.5.2. Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt onder industrieterrein verstaan: terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
Ingevolge artikel 40 wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
De categorieën van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zijn aangewezen in artikel 2.1, derde lid, in samenhang met bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht.
2.5.3. Bij de vaststelling van de zone is de raad er - in overeenstemming met het standpunt van de raad van de gemeente Hillegom - van uitgegaan dat het industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder uitsluitend het beoogde terrein van BCB omvat. De bestemming van de gronden op het bedrijventerrein is geregeld in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" dat door de raad van de gemeente Hillegom is vastgesteld. Of daarbij van een juiste begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is uitgegaan, dient primair in het kader van het beroep tegen dat bestemmingsplan te worden beoordeeld. In zijn uitspraak van heden, nr.
201109782/1/R4 en 201109782/2/R4, over dit bestemmingsplan heeft de voorzitter onder meer overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad van de gemeente Hillegom bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" niet slechts het beoogde terrein van BCB als industrieterrein in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder had mogen beschouwen. Het bestemmingsplan laat immers alleen op het beoogde terrein van BCB de vestiging toe van inrichtingen uit een categorie die op grond van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en artikel 1 van de Wet geluidhinder biedt de mogelijkheid een industrieterrein als bedoeld in die bepaling te beperken tot de gronden waarop volgens het bestemmingsplan de vestiging van dergelijke inrichtingen is toegestaan. Daarbij kan de vraag of de inrichtingen van BCB en AW op grond van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer als één inrichting moeten worden beschouwd onbeantwoord blijven.
2.5.4. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het onderhavige plan, waarin een deel van de zone rond het industrieterrein is vastgelegd, niet van een onjuiste begrenzing van het industrieterrein in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder is uitgegaan. Nu Haarlemmermeer de juistheid van de bepaling van de zone rondom het industrieterrein voor het overige niet heeft bestreden, bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 40 van de Wet geluidhinder.
Conclusie
2.6. In hetgeen Haarlemmermeer heeft aangevoerd ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb.
2.7. Het beroep is niet-ontvankelijk, voor zover het is ingesteld door de gemeente. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het besluit van 15 september 2011 dient te worden vernietigd. De raad dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daarbij dient de raad opnieuw een ontwerpplan ter inzage te leggen en daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze kennis te geven. De voorzitter zal hiertoe een termijn stellen.
De voorzitter ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Hiertoe overweegt de voorzitter het volgende. Het plan voorziet in de vastlegging van een deel van de zone op grond van de Wet geluidhinder rond het beoogde bedrijfsterrein van BCB. Uit hetgeen in deze uitspraak is overwogen, volgt dat de inhoudelijke beroepsgronden van Haarlemmermeer op zichzelf geen aanleiding geven voor de conclusie dat het plan niet in stand kan blijven. Voorts zijn de beroepen van Haarlemmermeer tegen de door de raad van de gemeente Hillegom vastgestelde bestemmingsplannen "Bedrijventerrein Hillegom Zuid-Zuid" en "Parapluplan vanwege de geluidzone van de betoncentrale van Betonmortelbedrijven Cementbouw b.v." bij uitspraken van heden, nr.
201109782/1/R4 en 201109782/2/R4onderscheidenlijk
201109780/1/R4 en 201109780/2/R4, ongegrond verklaard, zodat de in die plannen neergelegde aanwijzing van het gezoneerde industrieterrein en de vastlegging van het resterende deel van de zone onherroepelijk zijn geworden. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de zone, zoals aangeduid op de bij het plan behorende plankaart, geldt tot de inwerkingtreding van de nieuw vast te stellen zone.
2.8. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek van de gemeente Haarlemmermeer om het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Awb af te wijzen.
2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door de gemeente Haarlemmermeer;
II. verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lisse van 15 september 2011, kenmerk W017896/628;
IV. draagt de raad van de gemeente Lisse op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een ontwerpplan ter inzage te leggen en daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze kennis te geven;
V. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de zone, zoals aangeduid op de plankaart, geldt tot de inwerkingtreding van de nieuw vast te stellen zone;
VI. wijst het verzoek af;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Lisse tot vergoeding van bij de raad van de gemeente Haarlemmermeer en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Lisse aan de raad van de gemeente Haarlemmermeer en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2012
483.