201102299/1/R4.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 A], [appellant sub 1 B], en [appellant sub 1 C] (hierna: [appellanten sub 1]), allen wonend te Groningen,
2. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], beiden wonend te Groningen,
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Bij besluit van 15 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2011 en [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2011 beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. R.S.A. Burghgraef, is verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de realisatie van appartementen op de eerste verdieping van de bestaande bebouwing aan de [locatie] ter Groningen.
2.2. [appellanten sub 1] en [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betogen dat zij tengevolge van bewoning van de tweede bouwlaag van de bebouwing aan de [locatie] aantasting van hun privacy zullen ondervinden door inkijk in hun tuin. Voort is ten onrechte geen aandacht geschonken aan de benodigde parkeerruimte. Daar niet duidelijk is hoeveel woningen, dan wel kamers kunnen worden gerealiseerd binnen het plangebied, is volgens hen niet zeker of in voldoende parkeerruimte zal worden voorzien. Zij betogen dat de in het plan mogelijk gemaakte bebouwing niet past in de omgeving, die bestaat uit karakteristieke woningen van één bouwlaag met een kap. Voorts betogen zij dat de raad blijkens het raadsvoorstel en de plantoelichting geen voorstander is van kamerverhuur, maar dit in het plan wel wordt toegestaan. Nu niet uit het besluit volgt dat de raad, in afwijking van zijn beleid, expliciet heeft ingestemd met kamerverhuur, achten zij het plan in zoverre in strijd met het gemeentelijk beleid.
2.2.1. De raad stelt dat in het plan de bestaande situatie, met op de begane grond in het achterste gedeelte detailhandel en in het voorste gedeelte kamerverhuur, als zodanig is bestemd, mede gelet op de bestaande vergunning voor kamerverhuur. In het overige deel van de bebouwing is kamerverhuur echter nadrukkelijk niet toegestaan om overlast te beperken.
Daar de toegestane appartementen tot stand komen binnen bestaande bebouwing en de realisatie van een extra bouwlaag niet is toegestaan, stelt de raad zich op het standpunt dat de bestaande situatie niet of nauwelijks zal veranderen tengevolge van het plan. De ingang van de appartementen kan aan de zuidoostzijde van het plangebied worden gerealiseerd, waar privacyverhogende maatregelen mogelijk zijn. Hier bevindt zich reeds een ondoorzichtige wand. De woningen aan de noordwestzijde zullen een grotere kans op inkijk in de tuinen krijgen, maar gelet op de afstand acht de raad dit niet onaanvaardbaar.
De hoogte van de bebouwing aan de Pop Dijkemaweg is vergelijkbaar met bebouwing in de omgeving. Nu op de tweede bouwlaag de functie wonen wordt toegestaan en uitbreiding van de bestaande bebouwing niet is toegestaan, stelt de raad zich op het standpunt dat het plan in zoverre in de omgeving past, waar eveneens een woonfunctie aanwezig is.
Verder verwijst de raad naar zijn beleid ten aanzien van parkeren, dat inhoudt dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen dient te worden voorzien. Wanneer dit niet mogelijk is wordt bezien of de directe omgeving mogelijkheden biedt. Toetsing aan de gemeentelijke parkeernorm vindt plaats bij de beoordeling van een bouwaanvraag. In de thans aan de orde zijde situatie kan volgens de raad op eigen terrein aan de parkeernorm worden voldaan.
2.2.2. De Afdeling ziet geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in zijn uitspraak van 1 juni 2011, no.
201102299/2/R1, waarbij de verzoeken om voorlopige voorziening van [appellanten sub 1] tegen het bestreden besluit zijn afgewezen en waarbij is ingegaan op de beroepsgronden.
In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen zijn ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2012