201110542/1/R3.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te 's-Hertogenbosch,
2. de coöperatie Coöperatie van eigenaars in het winkelcentrum Helftheuvel U.A. (hierna: de coöperatie), gevestigd te
's-Hertogenbosch,
3. [appellante sub 3A], gevestigd te Amsterdam, en [appellante sub 3B], gevestigd te Hoorn, (hierna: [appellanten sub 3])
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Bij besluit van 5 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kruiskamp-Schutskamp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2011, de coöperatie bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2011, en [appellanten sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De coöperatie heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2012, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], de coöperatie, vertegenwoordigd door P. van Amelsfoort, bijgestaan door mr. M. de Jong, advocaat te 's-Hertogenbosch, [appellanten sub 3], vertegenwoordigd door mr. E.C.W. van der Poel, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door H.V. Dijkman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft de raad nog een stuk in het geding gebracht.
2.1. Het plan voorziet in een actualisatie van de bestemmingsplannen voor de wijk Kruiskamp-Schutskamp aan de westzijde van 's-Hertogenbosch en is overwegend conserverend van aard. Als nieuwe ontwikkeling voorziet het plan in de bouw van 28 appartementen en tien grondgebonden woningen aan de oostzijde van de Rijzertlaan. Ook voorziet het plan in gemengde functies op het perceel De Eendenkooi 15 waarmee wordt beoogd de vestiging van een jongerencentrum mogelijk te maken.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen en het beroep van de coöperatie
2.2. De coöperatie betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen bij het bestaande winkelcentrum De Helftheuvel, waar parkeerplaatsen reeds zijn overbelast. De coöperatie voert aan dat de raad bij het onderzoek naar de bestaande parkeersituatie ten onrechte ervan uitgaat dat parkeren in de nabijheid van het winkelcentrum op de onverharde gronden mogelijk is, nu parkeren ingevolge het plan op deze gronden niet is toegestaan. Zij wijst voorts op het rapport "Contra-expertise parkeren, Winkelcentrum Helftheuvel" van Exante van 5 januari 2012 (hierna: de contra-expertise) waarin wordt geconcludeerd dat de parkeerdruk onaanvaardbaar hoog wordt zonder de mogelijkheid om op deze onverharde gronden te parkeren.
2.2.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan hoofdzakelijk conserverend van aard is en dat daarmee niet wordt beoogd de bestaande parkeersituatie bij het winkelcentrum te verbeteren. Ter onderbouwing wijst de raad op het rapport "Parkeeronderzoek Winkelcentrum Helftheuvel" van DTV consultants van juli 2009 (hierna: het parkeeronderzoek) waarin wordt geconcludeerd dat in de bestaande situatie slechts op beperkte schaal parkeerproblemen voorkomen bij het winkelcentrum en dat de parkeervraag, hoewel op sectieniveau hoge bezettingsgraden voorkomen, in beginsel binnen het onderzoeksgebied kan worden opgevangen na het treffen van verkeersmaatregelen. De raad heeft voorts gesteld dat de op 9 december 2003 vastgestelde nota Parkeernormen (hierna: de nota Parkeernormen 2003) alleen bij nieuwe ontwikkelingen wordt gehanteerd.
2.2.2. De coöperatie heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie in het parkeeronderzoek van DTV consultants onjuist is. Daarbij wordt overwogen dat in de contra-expertise ten onrechte als uitgangspunt wordt genomen dat parkeren op de onverharde gronden in de nabijheid van het winkelcentrum niet is toegestaan, nu de op deze gronden gelegde verkeersbestemming ingevolge artikel 13, lid 13.1 van de planregels parkeren toelaat. Bovendien wordt in de contra-expertise geconcludeerd dat op het drukste moment van de week een bezettingsgraad van 88% wordt bereikt indien deze onverharde gronden worden gebruikt als parkeerterrein, terwijl volgens ditzelfde rapport een bezettingsgraad van 90% als maximaal toelaatbaar geldt. Hetgeen de coöperatie heeft aangevoerd leidt daarom niet tot het oordeel dat de keuze van de raad om de bestaande parkeercapaciteit voor het winkelcentrum in het plan niet te vergroten onredelijk is.
Overigens heeft de raad ter zitting erkend dat voor zover in de toekomst op de onverharde gronden bebouwing wordt voorzien, een nieuwe berekening van de parkeercapaciteit bij het winkelcentrum zal worden gemaakt waarbij met deze ontwikkeling rekening zal moeten worden gehouden.
2.3. [appellant sub 1] en anderen en de coöperatie betogen dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" voor de gronden aan de oostzijde van de Rijzertlaan heeft vastgesteld, nu niet is voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en in het openbare gebied bij het nieuwe appartementengebouw en bij de woningen in dit plandeel (hierna: het openbare gebied). Ook betogen zij dat het plan in onvoldoende parkeerplaatsen in het openbare gebied voorziet voor het nabij dit plandeel gelegen bestaande kindercentrum. Zij stellen dat de parkeersituatie in de omgeving hierdoor zal verslechteren.
De coöperatie en [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de berekening van de parkeerbehoefte onjuist tot stand is gekomen. [appellant sub 1] en anderen wijzen er in dit verband op dat het voorziene aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen en dat bovendien de ruimte om voldoende parkeerplaatsen aan te leggen ontbreekt. Ook wijzen [appellant sub 1] en anderen er op dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de behoefte aan extra parkeerplaatsen voor het nabijgelegen kindercentrum, waarin een basisschool, kinderopvang en naschoolse opvang zijn gehuisvest, vanwege het actuele aantal groepen in dit centrum. Volgens de coöperatie heeft de raad bij het vaststellen van de parkeernormen ten onrechte aansluiting gezocht bij de minimumnormen van het Nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW (hierna: CROW). Voorts heeft de raad volgens de coöperatie ten onrechte geen rekening gehouden met het benodigde aantal parkeerplaatsen voor het nabijgelegen sociaal cultureel centrum. Ook heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met toekomstige plannen voor woningbouw en groenvoorzieningen op de onverharde gronden bij het winkelcentrum. Verder is de berekening van de parkeerbehoefte in het openbare gebied vanwege het bestaande kindercentrum volgens de coöperatie op onjuiste aannamen gebaseerd.
Tot slot voert de coöperatie aan dat de aanleg van voldoende parkeerplaatsen in het openbare gebied ten onrechte niet in het plan is gewaarborgd.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover niet op eigen terrein kan worden geparkeerd, voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het openbare gebied voor het voorziene appartementengebouw en de woningen, alsmede voor het bestaande kindercentrum en dat daarbuiten geen parkeerplaatsen nodig zijn. Het plan zal dan ook niet leiden tot een verslechtering van de bestaande parkeersituatie in de omgeving. De raad heeft voorts gesteld dat in de berekening van de parkeerbehoefte rekening is gehouden met het actuele aantal groepen in het kindercentrum. Bij de berekening is uitgegaan van achttien groepen in de basisschool, zes groepen in de kinderopvang en twee groepen in de naschoolse opvang. Verder heeft de raad zich wat betreft de te reserveren ruimte voor de parkeerplaatsen gebaseerd op het concept van het inrichtingsplan.
2.3.2. Volgens de plantoelichting is het benodigde aantal parkeerplaatsen berekend vanwege het appartementengebouw en de woningen, alsmede het kindercentrum. Voor deze berekening is de nota Parkeernormen 2003 gebruikt.
De totale parkeerbehoefte bedraagt 106 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte vanwege het appartementengebouw en de woningen bedraagt gezamenlijk 50,48 parkeerplaatsen. Hiervan zijn 38 parkeerplaatsen op het eigen terrein voorzien en 12,48 parkeerplaatsen in het openbare gebied. Het kindercentrum heeft 54,8 parkeerplaatsen nodig in het openbaar gebied. Ten aanzien van het openbare gebied gaat het derhalve om een parkeerbehoefte van afgerond in totaal 68 plaatsen. Het grootste deel van dit aantal wordt aangelegd in het nieuw te ontwikkelen zogeheten middengebied. De overige benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd aan de Rijzertlaan. Volgens het ter zitting overgelegde inrichtingsplan kunnen de benodigde 68 parkeerplaatsen in het middengebied en langs de Rijzertlaan worden aangelegd. De op deze gronden gelegde verkeersbestemming voorziet hierin.
2.3.3. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het voorziene aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet voldoet aan de nota Parkeernormen 2003 en dat de berekening van de parkeerbehoefte vanwege het kindercentrum onjuist is. Evenmin hebben zij aannemelijk gemaakt dat de raad niet heeft kunnen uitgaan van het concept van het inrichtingsplan voor de in het plan te reserveren parkeerplaatsen.
2.3.4. Hetgeen de coöperatie heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de raad het sociaal cultureel centrum bij de berekening van de parkeerbehoefte in het openbaar gebied had moeten betrekken, nu dit geen nieuwe ontwikkeling is en voor de in het plan voorziene woningbouw en het kindercentrum nieuwe parkeerplaatsen worden bestemd.
Het betoog van de coöperatie dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de toekomstige realisatie van woningen en groenvoorzieningen op de onverharde gronden bij het winkelcentrum en de daarbij behorende extra parkeerbehoefte kan niet worden gevolgd. Niet is gebleken van een concrete ontwikkeling waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening had moeten houden.
2.3.5. Anders dan de coöperatie heeft betoogd, valt voorts niet in te zien dat de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte in redelijkheid geen aansluiting heeft mogen zoeken bij de CROW-normen.
Hetgeen de coöperatie heeft aangevoerd leidt verder niet tot het oordeel dat de raad de berekening van de parkeerbehoefte in het openbare gebied vanwege het bestaande kindercentrum op onjuiste aannamen heeft gebaseerd. De coöperatie heeft niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad dat ingeval de school dicht is, er altijd wel parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de naschoolse opvang, onjuist is. Voorts heeft de coöperatie niet aannemelijk gemaakt dat de raad geen aansluiting heeft mogen zoeken bij de CROW-normen voor de vaststelling van de parkeernorm voor een naschoolse opvang van 0,25 parkeerplaats per groep. Daarbij wordt overwogen dat dit cijfer een gemiddeld beeld geeft van de parkeersituatie voor de functie.
2.3.6. Volgens de raad wordt parkeren op eigen terrein als uitgangspunt gehanteerd. Volgens de plantoelichting wordt voor elk van de tien nieuwe grondgebonden woningen één parkeerplaats op eigen terrein aangelegd. Voor elk van de 28 appartementen in het nieuwe appartementengebouw wordt één parkeerplaats op eigen terrein aangelegd.
Gelet hierop leidt hetgeen de coöperatie heeft aangevoerd niet tot het oordeel dat het plan wat betreft de bewoners in onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein voorziet. De raad heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat niet alle volgens de nota Parkeernormen 2003 benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden aangelegd en dat de parkeerplaatsen voor bezoekers moeten worden aangelegd in het openbare gebied.
2.3.7. Over het betoog van de coöperatie dat de aanleg van voldoende parkeerplaatsen in het openbare gebied niet in het plan is gewaarborgd overweegt de Afdeling als volgt.
In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is een berekening van de parkeerbehoefte opgenomen waarvoor de nota Parkeernormen is gehanteerd. Uit die berekening volgt dat het voor zover het betreft het openbare gebied gaat om een parkeerbehoefte van 68 parkeerplaatsen. Daarvan zijn ongeveer 50 parkeerplaatsen voorzien in het zogeheten middengebied en ongeveer 18 parkeerplaatsen langs de Rijzertlaan.
Het plan staat niet in de weg aan de aanleg van deze parkeerplaatsen. Uit het overgelegde concept van het inrichtingsplan voor het openbare gebied volgt dat er voldoende ruimte is gereserveerd om het benodigde aantal van 68 parkeerplaatsen voor deze nieuwbouw en het bestaande kindercentrum in het openbare gebied aan te leggen. Deze parkeerplaatsen zijn ook als zodanig bestemd en de aanleg gaat niet ten koste van bestaande parkeerplaatsen in de omgeving.
Ingevolge artikel 15, lid 15.2.1, onder b, van de planregels behorend bij de bestemming "Wonen" dienen parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Ingevolge artikel 15, lid 15.4.1 onder a, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15, lid 15.2.1 onder b, mits de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe appartementengebouw en de grondgebonden woningen aan artikel 15 van de planregels de gemeentelijke parkeernormen zullen worden gehanteerd.
Tegen deze achtergrond ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van de benodigde parkeerplaatsen in het openbare gebied onvoldoende in het plan is gewaarborgd.
2.4. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen dat de raad ten onrechte de aanduiding "gestapeld (gs)" heeft vastgesteld voor de gronden aan de oostzijde van de Rijzertlaan, waarmee de bouw van een vijflaags appartementengebouw mogelijk wordt gemaakt. Zij voeren aan dat het appartementengebouw niet bij de bestaande stedenbouwkundige opzet van het plan Kastanjehof past waarvoor een maximum bebouwingspercentage van 40 geldt. Ook verdraagt de bouw van een appartementengebouw zich volgens hen niet met het gemeentelijke woonbeleid voor de wijk Schutskamp, dat gericht is op de realisatie van meer woningen in het middeldure en dure segment. Evenmin verdraagt de bouw zich met het provinciale beleid dat gericht is op meer grondgebonden woningen. Voorts voeren zij aan dat de realisering van het appartementengebouw tot aantasting van de privacy zal leiden voor de bewoners van de woningen op de percelen Rijzertlaan 440 tot en met 456 en tot aantasting van het woon- en leefklimaat voor de bewoners van de appartementen in het gebouw Rijzertstaete met de huisnummers 404, 408, 412, 416 en 420. Tenslotte betogen zij dat de verkeersveiligheid onvoldoende is gewaarborgd vanwege het extra verkeer door de bij het appartementengebouw behorende ondergrondse parkeervoorziening die uitmondt op de smalle toerit naar het Kastanjehof. In dit verband staan zij de verbreding van de toerit naar het Kastanjehof en van het trottoir voor, mede vanwege het gesloten zijfront van het appartementengebouw dat het oprijden van de Rijzertlaan bemoeilijkt.
2.4.1. De raad komt beleidsvrijheid toe bij de invulling van de stedenbouwkundige opzet van de locatie ter plaatse van het nieuwe appartementengebouw.
Blijkens de zienswijzennota sluit het plan aan bij het plan Kastanjehof omdat het appartementengebouw in het verlengde van de rooilijn van het gebouw Rijzertstaete komt te liggen en een hoogte krijgt van maximaal vijf bouwlagen. Dat sluit ook aan bij het aantal bouwlagen voor Rijzertstaete. Volgens de in zoverre niet weersproken toelichting van de raad ter zitting blijft het bebouwingspercentage van de gronden waarop het appartementengebouw is voorzien onder de 40. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het appartementengebouw past in de bestaande stedenbouwkundige opzet van het Kastanjehof.
2.4.2. Volgens de raad is een van de belangrijkste doelstellingen van het woonbeleid, waarvan de uitgangspunten zijn opgenomen in de Nota Wonen 2007, om aan inwoners van de gemeente 's-Hertogenbosch voldoende keuzemogelijkheid te bieden in het woningaanbod. Het woonbeleid is betrokken bij de totstandkoming van het woningbouwprogramma voor de locatie Rijzertlaan Oostzijde dat gelegen is in het stadsdeel west. Gelet op de samenstelling van de huishoudens in dit stadsdeel en de omstandigheid dat hier verhoudingsgewijs veel huurwoningen staan, is woningbouw vooral gericht op de bouw van koopwoningen in alle prijsklassen en verschillende woningtypen. Het woningbouwprogramma voor de locatie Rijzertlaan Oost bestaat uit koopwoningen in de sociale sector en koopappartementen in het middeldure segment, aldus de raad. Voorts is gekozen voor de bouw van appartementen vanwege de woonkenmerken in de omgeving, waaronder een winkelcentrum en een verzorgingstehuis, waarmee voorzien wordt in geschikt woningaanbod voor ouderen. Daarmee wordt ook voldaan aan de gemeentelijke doelstelling om doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Verder heeft de raad gesteld dat hij het provinciale beleid, dat gericht is op de bouw van meer grondgebonden woningen, met name uitvoert in de zogenoemde uitleggebieden.
2.4.3. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de bouw van de nieuwe appartementen zich niet verdraagt met het gemeentelijke woonbeleid en dat onvoldoende rekening is gehouden met het provinciale beleid dat betrekking heeft op grondgebonden woningen.
2.4.4. Over het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat de realisering van het appartementengebouw tot ernstige aantasting van de privacy van de bewoners van de woningen op de percelen Rijzertlaan 440 tot en met 456 zal leiden, overweegt de Afdeling dat een woonsituatie die niet vrij van inkijk is in een binnenstedelijk gebied niet ongewoon is. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de privacy en het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en anderen niet onaanvaardbaar worden aangetast. Daarbij is van belang dat het appartementengebouw haaks is gesitueerd op de woningen op voornoemde percelen en dat het op een afstand van minimaal twintig meter van deze woningen zal staan en minimaal vijftien meter vanaf de bij deze woningen behorende tuinen. Het betoog faalt.
2.4.5. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de zonlichttoetreding voor de appartementen in het gebouw Rijzertstaete met de huisnummers 404, 408, 412, 416 en 420 niet onaanvaardbaar zal worden beperkt, gelet op de situering van het voorziene appartementengebouw ten opzichte van het gebouw Rijzertstaete. De raad heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het uitzicht vanuit deze appartementen niet onaanvaardbaar zal worden gehinderd, nu aan de oostelijke en westelijke zijde van het gebouw Rijzertstaete, waar de meeste grote gevelopeningen zijn aangebracht, het uitzicht behouden zal blijven. Bovendien zijn in de zogenoemde kopse gevel van het gebouw Rijzertstaete, van waaruit uitzicht is op het voorziene appartementengebouw, met uitzondering op de bovenste verdieping, slechts smalle raamopeningen aangebracht. Voorts heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de privacy niet onaanvaardbaar wordt aangetast, nu de kopse gevel van het voorziene appartementengebouw zoveel mogelijk gesloten zal blijven ter voorkoming van inkijk op het gebouw Rijzertstaete.
2.4.6. Gelet hierop en nu het voorziene appartementengebouw op een afstand van ongeveer veertien meter zal staan van het gebouw Rijzertstaete en in noord-zuidelijke richting is georiënteerd, alsmede in aanmerking genomen dat deze appartementen in een stedelijke omgeving liggen, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat voor de desbetreffende bewoners van het gebouw Rijzertstaete onaanvaardbaar zal worden aangetast.
2.4.7. Wat betreft de toename van het verkeer in verband met de voorziene ondergrondse parkeervoorziening op de toerit naar het Kastanjehof heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze toename niet zodanig zal zijn dat aan de verkeersveiligheid op onaanvaardbare wijze afbreuk zal worden gedaan. Daarbij heeft hij in aanmerking kunnen nemen dat de ondergrondse parkeervoorziening in maximaal 28 parkeerplaatsen voorziet die bovendien niet openbaar toegankelijk zijn. De Afdeling overweegt dat verkeersmaatregelen niet thuis horen in het plan. Bovendien heeft de raad gesteld dat op grond van de normen van het CROW een breedte van 5 m voor 30 km-wegen volstaat, maar dat niettemin de breedte van de toerit zal worden vergroot naar 5,50 meter. Niet is gebleken dat het plan in de weg staat aan het treffen van deze maatregelen.
2.4.8. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en de coöperatie hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit, in zoverre, anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en de coöperatie zijn ongegrond.
2.4.9. Ten aanzien van de [appellant sub 1] en anderen en de coöperatie bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Het beroep van [appellanten sub 3]
2.5. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellanten sub 3] niet ontvankelijk is, nu de zienswijzentermijn op 21 maart 2011 afliep en zij hun zienswijzen op het ontwerpplan pas eind september 2011 naar voren hebben gebracht. Volgens de raad is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, nu zij hadden kunnen weten dat het plan zou worden vastgesteld en de kennisgeving voldoende duidelijk is.
2.5.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 7 februari 2011 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 21 maart 2011. De zienswijze van [appellanten sub 3] is 30 september 2011 ingekomen bij de raad. [appellanten sub 3] hebben derhalve niet binnen de gestelde termijn een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellanten sub 3] gestelde omstandigheid dat in de kennisgeving is vermeld dat in het plan één nieuwe ontwikkeling is opgenomen aan de Rijzertlaan. Hiertoe wordt overwogen dat in de kennisgeving daarnaast het volgende is vermeld:
"[…] Voor de zogenaamde voorzieningenstroken is al eerder beleid ontwikkeld. Dit beleid is vastgesteld in de nota "Ruimtelijke en functionele uitgangspunten ontwikkeling voorzieningenstroken Schutskamp/Kruiskamp" (januari 2006). Dit beleid is in het ontwerpbestemmingsplan zoveel mogelijk vertaald. Het gaat om de ontwikkelingen die ruimtelijk en financieel rond zijn. Om de flexibiliteit van het plan te vergroten zijn er voor deze voorzieningenstroken ruime bestemmingen toegekend. […]"
Gelet op deze passage uit de kennisgeving zag het ontwerpbestemmingsplan ook op ontwikkelingen in de voorzieningenstrook, waarvan het door [appellanten sub 3] bestreden plandeel voor een jongerencentrum aan De Eendenkooi 15 deel uitmaakt. De Afdeling volgt hen niet in hun stelling dat zij niet zijn geïnformeerd over de mogelijke wijziging van de bestemming van dit perceel. Het betoog dat zij er bovendien niet van op de hoogte hadden kunnen zijn dat het perceel in het voorliggende plan zou worden opgenomen, omdat het perceel voorheen was opgenomen in het bestemmingsplan "Rietvelden-Oost", kan evenmin worden gevolgd. Daartoe wordt overwogen dat in de kennisgeving tevens staat vermeld dat het plangebied aan de noordoostelijke zijde wordt begrensd door de Hedikhuizerweg en de Koenendaalseweg. Vast staat dat het perceel binnen deze begrenzing ligt.
Het beroep van [appellanten sub 3] is niet-ontvankelijk.
2.5.2. Ten aanzien van het beroep van [appellanten sub 3] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en de coöperatie Coöperatie van eigenaars in het winkelcentrum Helftheuvel U.A. ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2012