ECLI:NL:RVS:2012:BW0803

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105866/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hogeweg 239 en de gevolgen voor woongenot en privacy van omwonenden

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 april 2012 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Hogeweg 239" dat op 1 maart 2011 door de raad van de gemeente Amersfoort is vastgesteld. De appellant, wonend te Amersfoort, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor een verslechtering van zijn woongenot door de realisatie van een kantorencomplex nabij zijn perceel. De appellant betoogt dat de raad ten onrechte geen verkeerskundige analyse heeft uitgevoerd en dat de kantoren een grotere impact hebben op zijn privacy dan de eerder geldende bedrijfsbestemming.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 maart 2012, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door W.L. Juijn-Dorst en de belanghebbende door J.G. Reijersen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeerssituatie niet zal verslechteren, mede door de aanleg van de Energieweg die de verkeersintensiteit op de Hogeweg zal verminderen. De afstand tussen het bouwvlak en de woning van de appellant bedraagt ongeveer 25 meter, en de raad heeft gesteld dat de wijziging van de bestemming van bedrijfsbestemming naar gemengde bestemming niet zal leiden tot een verslechtering van de privacy van de appellant.

Daarnaast heeft de appellant betoogd dat er een planschaderisicoanalyse noodzakelijk was, maar de Raad van State heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende is verzekerd. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het recht is genomen. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201105866/1/R3.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amersfoort,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Hogeweg 239" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door W.L. Juijn-Dorst, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Verder is [belanghebbende], vertegenwoordigd door J.G. Reijersen, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een regeling voor de realisatie van onder meer drie kantoorgebouwen op het perceel Hogeweg 239, dat grenst aan het perceel van [appellant].
2.2. [appellant] komt op tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd", voor zover daarin een kantorencomplex is voorzien vlakbij de grens van zijn perceel. Hij vreest een verslechtering van zijn woongenot, omdat een kantoorbestemming volgens hem een grotere verkeersaantrekkende werking heeft dan de bedrijfsbestemming in het voorheen geldende plan. Voorts heeft de raad volgens hem ten onrechte nagelaten een verkeerskundige analyse te maken. Daarnaast heeft een kantorencomplex grotere gevolgen voor zijn privacy dan een bedrijf met een kleine kantoorfunctie.
2.2.1. Volgens de plantoelichting zal de doorgaande verkeersfunctie van de Hogeweg in de toekomst verdwijnen door de aanleg van de Energieweg, waardoor de verkeersintensiteit op de Hogeweg aanzienlijk zal afnemen. De Energieweg wordt daarmee de doorgaande verbinding voor autoverkeer tussen de nieuwe aansluiting van de Hogeweg op de rijksweg A28 en de Amersfoortseweg bij de rijksweg A1. Verder vermeldt de zienswijzennota dat om parkeerproblemen te voorkomen het brutovloeroppervlak van de kantoorfunctie is gemaximeerd op 1.600 m2. Hierdoor is er volgens de plantoelichting voldoende capaciteit op de Hogeweg aanwezig met betrekking tot het verkeer dat zal ontstaan als gevolg van de te realiseren kantoren. Ter zitting is namens de raad toegelicht dat geparkeerd zal worden op eigen terrein.
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verkeerssituatie niet zal verslechteren en dat een nadere verkeerskundige analyse niet nodig is.
2.2.2. De kortste afstand tussen het bouwvlak binnen de bestemming "Gemengd", waarin kantoren kunnen worden gerealiseerd, en de woning van [appellant] bedraagt ongeveer 25 m. De raad heeft naar voren gebracht dat de mogelijkheid dat werknemers op het perceel van [appellant] kunnen uitkijken ook aanwezig was bij de bedrijfsbestemming onder het voorheen geldende plan. Volgens het verweerschrift is de situering en het bouwvolume van de in het plandeel voorziene kantoorbebouwing niet gewijzigd ten opzichte van de bedrijfsbestemming in het voorheen geldende plan. Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat de realisatie van de voorziene kantoorbebouwing leidt tot een relatief lager bebouwingspercentage, waardoor er meer ruimte is voor een goede landschappelijke inrichting van de buitenruimte als afscheiding van het perceel van [appellant].
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wijzigen van de bedrijfsbestemming naar een gemengde bestemming niet zal leiden tot een verslechtering van de privacy van [appellant].
Het betoog faalt.
2.3. [appellant] betwist het standpunt van de raad dat het plan financieel-economisch uitvoerbaar is. Daartoe voert hij aan dat in verband met de toename van de verkeersdruk op de omgeving en de vermindering van privacy van omwonenden een planschaderisicoanalyse noodzakelijk was. Zonder deze analyse is volgens hem onzeker of, en zo ja, hoe hoog de planschade zal zijn en of de initiatiefnemer deze zal kunnen dragen. Verder ontbrak bij de vaststelling inzicht in de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied en de daarmee verband houdende bouwkosten.
2.3.1. Volgens het verweerschrift heeft de initiatiefnemer een planschaderisicoanalyse laten uitvoeren. Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het bestreden plandeel op de waarde van de woningen van omwonenden bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plandeel aan de orde zijn.
Blijkens paragraaf 4.8 van de plantoelichting is het plangebied volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Amersfoort een gebied met een hoge verwachting buiten de bebouwde kom.
Op het plandeel rust mede de bestemming "Waarde-Archeologie". In de artikelen 6.1 tot en met 6.3 van de bij deze bestemming behorende planregels is voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor werken, bouw- en aanlegwerkzaamheden op gronden met deze bestemming als voorwaarde gesteld dat de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden die zullen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld. De omgevingsvergunning wordt volgens voornoemde planregels verleend indien er geen archeologische waarden worden geschaad, dan wel indien schade kan worden voorkomen of beperkt door aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden. Die voorwaarden kunnen volgens de planregels de verplichting inhouden tot het treffen van maatregelen waardoor de archeologische waarden kunnen worden behouden, de verplichting tot het doen van opgravingen, dan wel de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige.
De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van mogelijke archeologische vondsten de daarmee verband houdende kosten niet zodanig zullen zijn, dat het plan niet meer uitvoerbaar zou zijn. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een deel van de gronden met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" reeds was bebouwd. Voorts biedt de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" met betrekking tot het verrichten van bouw- en andere werkzaamheden binnen deze bestemming verschillende mogelijkheden naast het conserveren van de in de bodem mogelijk aanwezige archeologische vondsten.
De plantoelichting vermeldt dat met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst is gesloten, op grond waarvan deze alle met het plan gemoeide kosten voor zijn rekening neemt. Niet gebleken is dat deze initiatiefnemer de kosten niet zou kunnen dragen.
2.3.2. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is verzekerd.
Het betoog faalt.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2012
429-682