ECLI:NL:RVS:2012:BW0814

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102187/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidie aanvraag voor maatwerkadvies door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 april 2012 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. De aanvraag was ingediend door [appellant] voor het laten opstellen van een maatwerkadvies voor zijn woning. De minister heeft de aanvraag op 17 augustus 2010 afgewezen, waarna [appellant] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 4 november 2010 door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, die de zaak ter verdere behandeling heeft doorgezonden naar de Raad van State.

Tijdens de zitting op 16 maart 2012 heeft de minister zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Ulmer van Agentschap NL. De Raad van State heeft de argumenten van [appellant] en de minister gehoord. [appellant] stelde dat de minister ten onrechte zijn aanvraag had afgewezen, omdat hij in de woning aan de Parallelweg 2 te Onna zijn hoofdverblijf zou hebben. Hij betoogde dat de woning zijn enige woning is en dat deze te allen tijde tot zijn beschikking staat, ook al wordt deze alleen in de zomermaanden gebruikt. [appellant] meende dat de bewijslast in dit geval op de minister rustte.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen. De uitspraak van de Raad van State zal bepalend zijn voor de beoordeling van de aanvraag en de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verstrekt aan eigenaar-bewoners.

Uitspraak

201102187/1/A4.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], woonplaats kiezend te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie een aanvraag van [appellant] om subsidie voor het laten opstellen van een maatwerkadvies afgewezen.
Bij besluit van 4 november 2010 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Zwolle-Lelystad ingekomen op 13 december 2010, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ter verdere behandeling doorgezonden aan de Raad van State.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, werkzaam bij Agentschap NL, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen, voor zover hier van belang, kan de minister aan een eigenaar-bewoner subsidie verstrekken voor het laten opstellen van een maatwerkadvies voor de betrokken woning.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, wordt onder eigenaar-bewoner verstaan: natuurlijke persoon die een woning in eigendom heeft en daarin zijn hoofdverblijf heeft.
2.2. Het in opdracht van [appellant] opgestelde maatwerkadvies heeft betrekking op de woning aan de Parallelweg 2 te Onna. Niet in geschil is dat [appellant] eigenaar is van deze woning.
2.3. [appellant] voert aan dat de minister ten onrechte zijn aanvraag om subsidie heeft afgewezen omdat hij in de woning niet zijn hoofdverblijf heeft. Volgens [appellant] heeft hij in de woning wel zijn hoofdverblijf, nu deze woning zijn enige woning is en te allen tijde tot zijn beschikking staat. Dat de woning alleen in de zomermaanden wordt gebruikt, doet hier niet aan af, aldus [appellant]. Volgens hem rust de bewijslast in dit geval op de minister.
2.3.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 29 maart 2006 in zaak nr.