ECLI:NL:RVS:2012:BW0815

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102960/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor maatwerkadvies door de minister van Binnenlandse Zaken

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 april 2012 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, thans de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De appellant, wonend te Capelle aan den IJssel, had op 22 juni 2010 een aanvraag ingediend voor subsidie voor het laten opstellen van een maatwerkadvies. Deze aanvraag werd door de minister afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond op 13 juli 2010. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die de zaak doorverwees naar de Raad van State.

Tijdens de zitting op 16 maart 2012 heeft de Raad van State de argumenten van de appellant gehoord. De appellant betoogde dat het besluit van de minister onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat zijn bezwaarschrift van 28 juni 2010 ten onrechte was afgewezen wegens het ontbreken van een originele handtekening. De minister had volgens de appellant ook een onjuiste termijn gesteld om dit gebrek te herstellen. De Raad van State overwoog dat de minister het bezwaarschrift niet ongeldig had verklaard en dat de appellant de gelegenheid had gekregen om het gebrek te herstellen. De minister had de appellant een termijn gegeven om alsnog een bezwaarschrift met een originele handtekening in te dienen, wat de appellant ook deed.

Daarnaast oordeelde de Raad van State dat de minister terecht had afgewezen dat de appellant recht had op subsidie, omdat hij niet in de woning stond ingeschreven als hoofdverblijf. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen, die vereist dat de eigenaar-bewoner zijn hoofdverblijf in de woning heeft. De appellant voerde aan dat hij misleid was, omdat hij niet was gewezen op deze voorwaarde. De Raad van State concludeerde echter dat de minister niet in strijd had gehandeld met de wet en dat de appellant niet in zijn processuele belangen was geschaad. De beroepsgrond van de appellant faalde, en de Raad van State bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

201102960/1/A4.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Capelle aan den IJssel,
en
de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, thans: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2010 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om subsidie voor het laten opstellen van een maatwerkadvies afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2010 heeft de minister het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Rotterdam ingekomen op 15 juli 2010, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ter verdere behandeling doorgezonden aan de Raad van State.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2012, waar [appellant], in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, werkzaam bij Agentschap NL, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt - zo begrijpt de Afdeling - dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens [appellant] heeft de minister zijn bezwaarschrift van 28 juni 2010 ten onrechte afgewezen dan wel ongeldig verklaard, omdat een originele handtekening ontbrak. Ook heeft de minister volgens [appellant] een onjuiste termijn gesteld om dit gebrek te herstellen. Verder heeft de minister volgens [appellant] in strijd met zijn eerdere beslissing om het bezwaarschrift van 28 juni 2010 af te wijzen dan wel ongeldig te verklaren, dit bezwaarschrift betrokken bij het nemen van het bestreden besluit.
2.1.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier belang, dient het bezwaarschrift te worden ondertekend.
Ingevolge artikel 6:6 kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.1.2. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de minister het bezwaarschrift van 28 juni 2010 niet heeft mogen betrekken bij het nemen van het bestreden besluit. Anders dan [appellant] veronderstelt, heeft de minister het bezwaarschrift van 28 juni 2010 niet ongeldig verklaard of afgewezen. Omdat het bezwaarschrift van 28 juni 2010 een gefaxte versie betrof, bevatte dit bezwaarschrift geen originele handtekening. De minister heeft hierin aanleiding gezien om [appellant] met toepassing van artikel 6:6 van de Awb een termijn te stellen om alsnog een bezwaarschrift met een originele handtekening over te leggen, hetgeen [appellant] heeft gedaan. Hiermee was het gebrek naar het oordeel van de minister hersteld. In het midden kan blijven of de minister terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 6:6 van de Awb, nu [appellant] door de handelwijze van de minister niet in zijn processuele belangen is geschaad.
Deze beroepsgrond faalt.
2.2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, kan de minister aan een eigenaar-bewoner subsidie verstrekken voor het laten opstellen van een maatwerkadvies voor de betrokken woning.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, wordt onder eigenaar-bewoner verstaan: natuurlijke persoon die een woning in eigendom heeft en daarin zijn hoofdverblijf heeft.
2.3. Het in opdracht van [appellant] opgestelde maatwerkadvies heeft betrekking op de woning aan de [locatie] te Harfsen en is opgesteld door Kreijkes Bouw Consulting (hierna: Kreijkes). Niet in geschil is dat [appellant] ten tijde van de afwijzing van de aanvraag om subsidie eigenaar was van deze woning. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat [appellant] in de woning niet zijn hoofdverblijf had. Daarbij heeft de minister betrokken dat, naar niet in geschil is, in de gemeentelijke basisadministratie [appellant] niet stond ingeschreven op het adres van de woning. [appellant] heeft het standpunt van de minister dat hij in de woning niet zijn hoofdverblijf had als zodanig niet betwist.
2.4. [appellant] voert aan dat hij is misleid, nu hij er bij het laten opstellen van het maatwerkadvies en het indienen van de aanvraag om subsidie niet op is gewezen dat alleen recht op subsidie bestaat indien de eigenaar van de woning waarop het maatwerkadvies betrekking heeft tevens zijn hoofdverblijf in de woning heeft. Volgens [appellant] is bij hem hierdoor het vertrouwen gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor subsidie. In dit verband wijst hij er verder nog op dat op briefpapier van Kreijkes het logo stond van Agentschap NL, dat belast is met de uitvoering van de Regeling.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 8 juni 2011 in zaak nr.