ECLI:NL:RVS:2012:BW1540

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200581/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Dorpsstraat 2002 te Nootdorp

Op 2 april 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Nootdorp tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, dat op 29 november 2011 een wijzigingsplan heeft vastgesteld voor de Dorpsstraat. Dit wijzigingsplan beoogde de bestemming van het perceel Dorpsstraat 12 te wijzigen van 'Woondoeleinden' naar 'Horeca', zodat de bouw van een horecabedrijf met twee woningen mogelijk zou worden. De verzoeker stelde dat het wijzigingsplan niet had mogen worden vastgesteld, omdat het bouwplan niet gerealiseerd kon worden en de bebouwingspercentages overschreden werden. Daarnaast voerde hij aan dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de flora en fauna in het plangebied, waar vleermuizen en vogels met een vaste nestplaats zouden kunnen voorkomen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2012, waarbij de verzoeker en zijn advocaat, alsook vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De voorzitter oordeelde dat het wijzigingsplan niet in overeenstemming was met de Flora- en faunawet, omdat het college slechts een algemeen onderzoek had verricht naar de aanwezigheid van vleermuizen en niet specifiek voor het plangebied. Dit leidde tot de conclusie dat er voorshands twijfel bestond over de uitvoerbaarheid van het plan.

Gelet op de belangen van de verzoeker en de mogelijkheid van onomkeerbare gevolgen, besloot de voorzitter het verzoek in te willigen. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoeker. De voorzitter schorste het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp van 29 november 2011, waardoor de uitvoering van het wijzigingsplan werd opgeschort.

Uitspraak

201200581/2/R4.
Datum uitspraak: 2 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Dorpsstraat 2002, Dorpsstraat nr. 12" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2012, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Slump, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en ing. H. Stolk, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming van het perceel Dorpsstraat 12 te Nootdorp van de bestemming "Woondoeleinden" uit het bestemmingsplan "Dorpsstraat 2002" in de bestemming "Horeca" om de bouw van een horecabedrijf met twee woningen mogelijk te maken.
2.3. Op 5 februari 2010 is een aanvraag om een bouwvergunning ingediend voor de bouw van een horecabedrijf en twee wooneenheden in het plangebied. Nu het college ter zitting naar voren heeft gebracht dat thans nog niet is beslist op deze aanvraag, acht de voorzitter in zoverre een spoedeisend belang aanwezig zodat zal worden bezien of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. [verzoeker] voert aan dat het wijzigingsplan niet had mogen worden vastgesteld, aangezien het bouwplan ten aanzien waarvan het wijzigingsplan is vastgesteld niet gerealiseerd kan worden. Daartoe voert [verzoeker] aan dat het voorziene bouwplan de bebouwingspercentages, zoals voorgeschreven in artikel 4 van het bestemmingsplan "Dorpsstraat 2002", overschrijdt en het college geen gebruik kan maken van de in artikel 20 van het bestemmingsplan neergelegde bevoegdheid om hiervoor een vrijstelling te verlenen.
2.4.1. In deze procedure ligt alleen de vaststelling van het wijzigingsplan voor. Aan de stelling van [verzoeker] dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan komt, wat daar ook van zij, in deze procedure geen beslissende betekenis toe. De voorzitter ziet in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. [verzoeker] betoogt dat het college onvoldoende onderzoek naar de flora en fauna heeft verricht, nu uit de plantoelichting blijkt dat in het plangebied vleermuizen en vogels met een vaste nestplaats kunnen voorkomen.
2.5.1. De voorzitter begrijpt deze beroepsgrond aldus dat niet vaststaat of de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. De vragen of een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat het college het plan niet had kunnen vaststellen, indien en voor zo ver hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid in de weg staat.
2.5.2. In paragraaf 5.7 van de toelichting bij het wijzigingsplan is vermeld dat nader onderzoek naar vleermuizen en vogels met een vaste nestplaats in het plangebied noodzakelijk is. Volgens de toelichting werd ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan een vleermuizenonderzoek verricht.
Ter zitting heeft het college naar voren gebracht een algemeen gemeentebreed onderzoek te hebben gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen in de gemeente. Daaruit is volgens het college gebleken dat binnen het plangebied vleermuizen kunnen voorkomen. Volgens het college dient bij de aanvraag van een omgevingsvergunning nader onderzoek te worden gedaan naar de flora en fauna in het gebied.
2.5.3. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.5.1 dient bij de vaststelling van het wijzigingsplan te worden bezien of de Ffw in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. Nu het college - zoals hij zelf stelt - slechts een algemeen gemeentebreed en niet een concreet op het plangebied gericht onderzoek heeft verricht naar de aanwezigheid van vleermuizen, is de voorzitter er op voorhand niet van overtuigd dat de raad met dit onderzoek heeft kunnen volstaan. Teminder nu de resultaten van dit onderzoek niet zijn overgelegd en niet wordt betwist dat vleermuizen en vogels met een vaste nestplaats in het gebied kunnen voorkomen.
2.6. [verzoeker] vreest voor parkeerhinder. Hij voert daartoe aan dat het college ten onrechte heeft aangesloten bij een parkeernorm die is gesteld voor cafés in plaats van de hogere norm die binnen de gemeente geldt voor restaurants, aangezien het plan ook de realisatie van een restaurant mogelijk maakt. Daarbij voert [verzoeker] aan dat binnen het plangebied in plaats van twee woningen ook een grotere horecaonderneming gebouwd kan worden. Verder voert hij aan dat de verrichte parkeertellingen niet representatief zijn, omdat onder andere geen rekening is gehouden met leegstaande panden in de omgeving die in de toekomst weer gebruikt kunnen gaan worden.
2.6.1. Het college heeft bij het vaststellen van het wijzigingsplan niet met alle door [verzoeker] genoemde ontwikkelingen, die gevolgen hebben voor de parkeerdruk, in de Dorpsstraat rekening gehouden en is daarbij ook niet uitgegaan van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden. Gelet hierop bestaat voorshands twijfel of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de parkeersituatie niet in de weg staat aan de vaststelling van het wijzigingsplan.
2.7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding tot inwilliging van het verzoek over te gaan. In verband hiermee behoeft hetgeen door [verzoeker] voor het overige is aangevoerd geen bespreking.
2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.9. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp van 29 november 2011;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Alderlieste
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2012
590.