ECLI:NL:RVS:2012:BW1545

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202144/2/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J.H. van der Winden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Immigratie, Integratie en Asiel

Op 3 april 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De aanvragen waren door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op 24 januari 2012 afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 22 februari 2012 de beroepen ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij tijdens de behandeling van het hoger beroep zouden worden uitgezet.

De voorzitter van de Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij heeft geoordeeld dat de beoordeling van de grieven in hoger beroep nader onderzoek vereist, wat niet goed past in de huidige procedure. Daarom heeft hij besloten om de vreemdelingen niet uit te zetten totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.

Daarnaast heeft de voorzitter de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 437,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 april 2012.

Uitspraak

201202144/2/V4.
Datum uitspraak: 3 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 22 februari 2012 in zaken nrs. 12/2558, 12/2563, 12/2557 en 12/2561 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 24 januari 2012 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 22 februari 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 februari 2012, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben de vreemdelingen de voorzitter bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 30 maart 2012, verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek is er op gericht te voorkomen dat de vreemdelingen worden uitgezet gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2.2. De beoordeling van de in hoger beroep voorgedragen grieven vergt nader onderzoek, waartoe deze procedure zich niet goed leent. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, ziet de voorzitter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. De voorzitter acht termen aanwezig om de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II. veroordeelt de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. van der Winden, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van der Winden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2012
348-633.