ECLI:NL:RVS:2012:BW1567

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104884/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplannen Golfbaan De Swinkelsche en Landgoed De Heihorsten

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de bestemmingsplannen "Golfbaan De Swinkelsche" en "Landgoed De Heihorsten" door de raad van de gemeente Someren. Appellanten, de besloten vennootschap Hosey B.V. en de vereniging Koninklijke Horeca Afdeling Someren (K.H.A.S.), hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. De Raad van State heeft op 11 april 2012 uitspraak gedaan. De appellanten betogen dat het verweerschrift van de raad niet geldig is, omdat dit niet door de raad zelf is ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat het verweerschrift als ingediend namens de raad kan worden beschouwd. De appellanten hebben ook aangevoerd dat de inspraakreacties niet correct zijn behandeld en dat de bestemmingsplannen te ruim zijn geformuleerd, waardoor er ongewenste horeca- en recreatieactiviteiten mogelijk zijn. De Raad van State heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat de plannen in overeenstemming zijn met de goede ruimtelijke ordening. De raad heeft voldoende rekening gehouden met de belangen van de natuur en de omgeving. De uitspraak concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de bestemmingsplannen rechtmatig zijn vastgesteld.

Uitspraak

201104884/1/R3.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hosey B.V. (hierna: Hosey), gevestigd te Someren, [appellant], wonend te Someren, en de vereniging Koninklijke Horeca Afdeling Someren (hierna: K.H.A.S.), gevestigd te Someren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Golfbaan De Swinkelsche" en het bestemmingsplan "Landgoed De Heihorsten" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Hosey, [appellant] en K.H.A.S. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Hosey, [appellant] en K.H.A.S. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2011, waar Hosey, [appellant] en K.H.A.S., allen vertegenwoordigd door M.J.E. Driessen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.T. Klarenaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder zijn ter zitting H.J. Swinkels en H.P. Swinkels, belanghebbenden, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan "Golfbaan De Swinkelsche" voorziet onder andere in een juridisch-planologisch kader voor een golfbaan met bijbehorende voorzieningen zoals horeca. Het plan "Landgoed De Heihorsten" voorziet onder andere in een juridisch-planologisch kader voor een visvijver met bijbehorende voorzieningen voor sportvissers, zoals horeca en detailhandel.
2.2. Hosey, [appellant] en K.H.A.S. betogen dat het ingediende verweerschrift buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat dit niet afkomstig is van de raad, maar van het college van burgemeester en wethouders, en niet gebleken is van een besluit van de raad waarin het college wordt gemachtigd om namens de raad verweer te voeren.
2.2.1. Ingevolge 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet, voor zover hier van belang, is het college bevoegd om namens de raad te besluiten rechtsgedingen te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. Mede gelet op dit artikel vat de Afdeling het verweerschrift op als te zijn ingediend namens de raad. Het betoog faalt.
2.3. Hosey en [appellant] voeren aan dat de beantwoording van de inspraakreacties ten onrechte niet met de ontwerpplannen ter inzage heeft gelegen.
2.3.1. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dienen de op het plan betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp met het ontwerpplan ter inzage te worden gelegd.
2.3.2. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt aan met de ter inzage legging van een ontwerpplan. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. De beantwoording van de inspraakreacties heeft geen betrekking op de ontwerpplannen. De raad was dan ook niet verplicht om de beantwoording van de inspraakreacties met de ontwerpplannen ter inzage te leggen. Het betoog faalt.
2.4. Het beroep van Hosey en [appellant] ten aanzien van het plan "Golfbaan De Swinkelsche" heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Sport-Golfbaan". Hosey en [appellant] betogen dat, anders dan de raad heeft beoogd, het plan "Golfbaan De Swinkelsche" voorziet in een brede horeca- en recreatie-exploitatie, waaronder een omvangrijk clubgebouw met een horecagedeelte van maximaal 1250 m2. Daarnaast zijn vergaderingen en andere evenementen volgens hen niet uitgesloten, zodat het clubgebouw kan uitgroeien tot een openbaar horecabedrijf. Verder maken de planregels naast de golfsport ook nog andere sporten mogelijk, waaronder lawaaisporten die niet passen bij de omliggende natuur, aldus Hosey en [appellant].
2.4.1. In artikel 1, onder 5, van de planregels van het plan "Golfbaan De Swinkelsche" is het begrip "all weather sport- en recreatievoorzieningen" gedefinieerd als een overdekte voorziening waar sport- en recreatie-activiteiten kunnen plaatsvinden.
In artikel 1, onder 22, is het begrip "clubgebouw" gedefinieerd als een gebouw dat dienst doet als verenigings-, kleed- en vergaderruimte, café/restaurant, golfshop en ten behoeve van aan de golfsport gerelateerde evenementen e.d.
In artikel 1, onder 26, is het begrip "extensief recreatief medegebruik" gedefinieerd als recreatief gebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.
In artikel 1, onder 34, is het begrip "ondergeschikt gebruik" gedefinieerd als gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Sport-Golfbaan" aangewezen gronden bestemd voor:
a. een 18-holes golfbaan;
b. ondergeschikte horeca waarbij de oppervlakte maximaal 50% van de bebouwde bruto vloeroppervlakte bedraagt van het clubgebouw;
c. verenigingsactiviteiten;
d. all weather sport- en recreatievoorzieningen alleen binnen het bouwvlak;
[…];
n. extensief recreatief medegebruik.
Ingevolge lid 4.2, onder 4.2.3, aanhef en sub a, geldt dat het clubgebouw ter plaatse van het centraal gelegen bouwvlak dient te worden gebouwd.
Ingevolge lid 4.2, onder 4.2.3, aanhef en sub c, bedraagt de oppervlakte maximaal 2500 m2.
2.4.2. De raad heeft ter zitting betoogd dat de in artikel 4 van de planregels genoemde gebruiksmogelijkheden dienen te worden bezien in het licht van de bestemming "Sport-Golfbaan". Gelet op de in lid 4.1 gegeven opsomming van de toegestane activiteiten, waarmee invulling is gegeven aan de bestemming "Sport-Golfbaan", acht de Afdeling dit standpunt juist.
Ingevolge het plan is ondergeschikte horeca toegestaan binnen het clubgebouw tot een maximum bruto vloeroppervlakte van 1250 m2. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, betekent dit dat de nadruk van de activiteiten moet liggen op de golfactiviteiten en de horeca-activiteiten hiermee verband moeten houden. Dit volgt ook uit de planregels. De Afdeling is van oordeel dat hiermee de ondergeschiktheid van de horeca binnen het clubgebouw voldoende is gewaarborgd en zelfstandige horeca niet is toegestaan.
Verder staat het plan het gebruik van all weather sport- en recreatievoorzieningen slechts toe binnen het bouwvlak. Bovendien mogen deze, gelet op de bestemming "Sport- Golfbaan", slechts worden gebruikt in verband met de beoogde golfbaan. Het plan staat derhalve geen lawaaisporten toe. Hosey en [appellant] hebben niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de all weather sport- en recreatievoorzieningen de omliggende natuur onevenredig zal worden aangetast.
Het betoog faalt.
2.4.3. In hetgeen Hosey en [appellant] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan "Golfbaan De Swinkelsche" strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit met betrekking tot dit plan anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.5. Het beroep van Hosey en [appellant] ten aanzien van het plan "Landgoed De Heihorsten" heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Recreatie".
Hosey en [appellant] betogen dat artikel 4 van de planregels te ruim is geformuleerd omdat hierin naast vissen ook andere vormen van dagrecreatie, gerelateerd aan de vissport, worden toegestaan. Voorts wordt het op te richten clubgebouw voor sportvissers binnen de bestemming "Recreatie" volgens hen onvoldoende beperkt door de planregeling, omdat hier niet slechts ondergeschikte horeca is toegestaan ten behoeve van sportvissers. Bovendien staan de planregels volgens hen ten onrechte de exploitatie van een openbaar horecabedrijf in het clubgebouw toe. Verder staat het plan detailhandel toe, hoewel dit ten koste kan gaan van de reguliere detailhandel in het kernwinkelgebied, aldus Hosey en [appellant]. Tenslotte stellen Hosey en [appellant] dat het plan ten onrechte voorziet in een bouwvlak voor een bedrijfswoning aan de Heikant. Om onnodige verstening van het buitengebied, in strijd met het provinciale en gemeentelijke beleid, te voorkomen, kan deze bedrijfswoning volgens hen beter worden gesitueerd tussen de verderop gelegen wooneenheden.
2.5.1. Met betrekking tot het te bouwen clubgebouw neemt de raad het standpunt in dat de maatvoering hiervan aanvaardbaar is, waarbij hij erop wijst dat bij de in de planregels genoemde maximum vloeroppervlakte eveneens de oppervlakte van schuilgelegenheden en toiletten dient te worden meegenomen en dat de toegestane maximum bouwhoogte van het clubgebouw lager is dan de hoogte van de meeste gebouwen in het buitengebied. De raad stelt zich verder op het standpunt dat de in het plan voorziene dienstwoning in overeenstemming met de Structuurvisie Buitengebied van de raad deel uitmaakt van een bebouwingslint en dat de locatie van deze woning in overeenstemming is met het provinciale en gemeentelijke beleid.
2.5.2. In artikel 1, onder 34, van de planregels van het plan "Landgoed De Heihorsten" is opgenomen dat onder ondergeschikt medegebruik wordt verstaan gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. recreatiebedrijf gericht op de exploitatie van visvijvers;
b. dagrecreatie;
c. visvijvers;
d. sanitaire- en schuilvoorzieningen;
e. ondergeschikte horeca ten behoeve van de dagrecreanten van de vijver;
f. ter plaats van het bouwvlak een bedrijfswoning;
g. ondergeschikte detailhandel met een maximale bedrijfsoppervlakte van
20 m2 ten behoeve van sportartikelen voor de visserij;
[…];
m. clubgebouw met parkeervoorzieningen binnen bouwvlak.
Ingevolge lid 4.2, onder 4.2.3, gelden voor het bouwen van het clubgebouw de volgende regels:
a. het gebouw dient te worden gebouwd ter plaatse van het bouwvlak aan de Dellerweg;
b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m.
d. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2.
Ingevolge lid 4.3 is het verboden de grond te gebruiken in strijd met de bestemming. Onder strijdig gebruik van de grond wordt in elk geval begrepen:
[…];
e. het gebruik van de sanitaire voorzieningen, schuilgelegenheid en het clubgebouw ten behoeve van de openbare horeca activiteiten (het aanbieden van horeca zonder directe samenhang tussen een visarrangement of vissportgerelateerde evenementen);
f. terrein voor dagrecreatie anders dan gerelateerd tot de vissport;
g. detailhandel anders dan alleen voor de visserijsport.
2.5.3. Ingevolge het plan mogen de gronden die zijn bestemd voor "Recreatie" slechts worden gebruikt ten behoeve van activiteiten die gerelateerd zijn aan de vissport. Anders dan Hosey en [appellant] betogen staat het plan hiermee slechts dagrecreatie in de vorm van sportvissen toe.
Verder staat het plan geen horeca-activiteiten toe zonder directe samenhang met een visarrangement of vissportgerelateerde evenementen nu binnen de bestemming "Recreatie" enkel ondergeschikte horeca ten behoeve van de dagrecreanten van de vijver is toegestaan en horeca zonder directe samenhang met een visarrangement of vissportgerelateerde evenementen als strijdig gebruik is aangemerkt. Door het vloeroppervlak van het clubgebouw te beperken tot 100 m² en mede gezien het totale oppervlak van het plandeel met de bestemming "Recreatie", is voldoende gewaarborgd dat alleen relatief kleinschalige horeca-activiteiten zijn toegestaan, zodat de raad in redelijkheid deze functie als ondergeschikt heeft kunnen aanmerken.
2.5.4. Met betrekking tot de in het plan toegestane detailhandel overweegt de Afdeling dat een bestemmingsplan niet dient om concurrentieverhoudingen te regelen. In het enkele gegeven dat het toestaan van detailhandel wellicht ten koste zal gaan van de verkoop van detailhandel elders behoefde de raad geen aanleiding te zien om de mogelijkheden voor detailhandel verder te beperken. Daarbij komt dat de voorziene detailhandel een beperkte oppervlakte zal hebben van maximaal 20 m² en slechts mag worden uitgeoefend ten behoeve van de vissport.
2.5.5. De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden aan het provinciale beleid, maar hoeft hiermee slechts rekening te houden, hetgeen betekent dat hij dit beleid in de belangenafweging moet betrekken. De raad heeft de woning aan de rand van het plangebied gesitueerd, in de buurt van andere gebouwen, om de openheid van het landschap zo min mogelijk aan te tasten en niet in strijd te komen met het provinciale beleid dat erop is gericht verstening van het buitengebied zo veel mogelijk tegen te gaan. Gelet hierop heeft de raad in voldoende mate rekening gehouden met het provinciale beleid.
2.5.6. Ten aanzien van het gemeentelijke beleid geldt dat uit de bij de gemeentelijke Structuurschets BIO behorende kaart volgt dat de beoogde woning ligt in een bebouwingsconcentratie binnen het projectlocatiegebied de Heihorsten. In de Structuurschets BIO en de Structuurvisie Buitengebied wordt vermeld dat binnen dit gebied mogelijkheden zijn om voorzieningen aan te leggen als ondersteuning voor de dag- en verblijfsrecreatie, zoals de dienstwoning waarin het plan voorziet.
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het oprichten van een bedrijfswoning op de beoogde locatie in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid.
2.5.7. In hetgeen Hosey en [appellant] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan "Landgoed De Heihorsten" strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit met betrekking tot dit plan anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.6. Het beroep van K.H.A.S. met betrekking tot het plan "Landgoed De Heihorsten" heeft betrekking op de in artikel 4, lid 4.5, van de planregels opgenomen ontheffingsbevoegdheid. K.H.A.S. voert aan dat de deze ontheffingsbevoegdheid het college van burgemeester en wethouders ten onrechte de mogelijkheid biedt om de horeca- en recreatieactiviteiten in het plangebied te verbreden van ondergeschikte horeca naar een reguliere horecavoorziening die niet past binnen een stil natuurgebied.
2.6.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.5, voor zover van belang, van de planregels kan een omgevingsvergunning worden verleend (lees: tot afwijking) van het bepaalde in artikel 4.3 onder e en f voor de verbreding van de dagrecreatieve activiteit en/of horeca mits de horeca in lijn is met het beleid zoals opgenomen in de nota "Recreatie en toerisme (2010)".
2.6.2. Uit de nota "Recreatie en toerisme (2010)" volgt dat de ontwikkeling van horeca gepaard dient te gaan met het behoud en verbetering van de landschappelijke aspecten van de natuur. Bij het eventueel toepassen van de afwijkingsbevoegdheid om de horecamogelijkheden ter plaatse te verbreden dient het college van burgemeester en wethouders derhalve rekening te houden met de aangrenzende natuur. Daarbij komt dat het clubgebouw waarin de horeca- activiteiten plaatsvinden een geringe maximum toegestane oppervlakte heeft. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijkheden om de horeca-activiteiten uit te breiden via een omgevingsvergunning voldoende worden beperkt.
2.6.3. In hetgeen K.H.A.S. heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan "Landgoed De Heihorsten" in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012
350-656.