ECLI:NL:RVS:2012:BW3009

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200554/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bestemmingsplan Heerenveen-Wooncomplex Nieuwburen

Op 10 april 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Heerenveen-Wooncomplex Nieuwburen". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Heerenveen op 14 november 2011, voorziet in de bouw van een wooncomplex met maximaal 60 woningen, waaronder 16 Fokuswoningen voor personen met een lichamelijke handicap. De voorzitter heeft het verzoek van de verzoeker, die vreest voor aantasting van zijn privacy en uitzicht door de bouw van het complex, behandeld tijdens een zitting op 20 maart 2012.

De voorzitter overweegt dat het oordeel over de voorlopige voorziening niet bindend is voor de bodemprocedure. De verzoeker heeft aangevoerd dat het wooncomplex het monumentale straatbeeld zal aantasten en dat hij onbehoorlijk is behandeld in de procedure die leidde tot de vaststelling van het bestemmingsplan. De voorzitter stelt vast dat de voor de bestemmingsplanprocedure geldende regels zijn nageleefd en dat het gemeentebestuur de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Het ontbreken van overleg tussen het gemeentebestuur en belanghebbenden heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit.

De voorzitter concludeert dat de afstand tussen de woningen van de verzoeker en de bouwblokken van het wooncomplex voldoende is om de privacy en het uitzicht niet onredelijk te schaden. Ook de stedenbouwkundige relatie tussen het wooncomplex en de omgeving is naar behoren verantwoord. De vrees van de verzoeker voor schade aan zijn woning door bouwwerkzaamheden wordt door de voorzitter niet als reden voor schorsing van het plan geaccepteerd, aangezien er maatregelen zijn aangekondigd om eventuele schade te vergoeden. Uiteindelijk wijst de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201200554/2/R2.
Datum uitspraak: 10 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Heerenveen,
en
de raad van de gemeente Heerenveen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerenveen-Wooncomplex Nieuwburen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2012, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 maart 2012, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door G. Haanstra en
K. Brandsma, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting ir. G. Leistra, vertegenwoordiger van woningcorporatie Accolade, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een wooncomplex met maximaal 60 woningen, waarvan 16 Fokuswoningen voor personen met een lichamelijke handicap, aan de Nieuwburen te Heerenveen.
2.3. [verzoeker] verzoekt om het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij zich niet kan verenigen met het in het plan voorziene wooncomplex. Hij vreest voor aantasting van zijn privacy en uitzicht, vanwege de in het plan maximaal toegestane hoogte van het wooncomplex. Verder voert hij aan dat het voorziene wooncomplex het monumentale straatbeeld van de Nieuwburen zal aantasten. Voorts heeft [verzoeker] er bezwaar tegen dat het Leidse bruggetje op de Nieuwburen is aangepast, zonder dat de behandeling van het door hem ingestelde beroep is afgewacht. Tevens vreest [verzoeker] voor schade aan zijn woning door de bouwwerkzaamheden. Daarbij heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij in de procedure die heeft geleid tot de vaststelling van het plan onbehoorlijk is behandeld, vooral wat betreft informatieverstrekking en overleg.
2.4. De voorzitter stelt voorop dat niet is gebleken dat de voor de bestemmingsplanprocedure geldende regels niet zijn nageleefd. Voorts is niet aannemelijk geworden dat het gemeentebestuur tegenover [verzoeker] niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Het voeren van overleg tussen het gemeentebestuur en belanghebbenden maakt geen onderdeel uit van de procedure van vaststelling van een bestemmingsplan, zoals vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Het eventueel ontbreken van dergelijk overleg heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.
2.5. In de verbeelding is weergegeven dat het wooncomplex uit drie bouwblokken met verscheidene bouwhoogten zal bestaan. Het bouwblok met een maximaal toegestane bouwhoogte van 15 meter is voorzien op een afstand van ongeveer 44 meter vanaf de woning van [verzoeker] aan de [locatie]. Het bouwblok met een maximaal toegestane bouwhoogte van 18 meter is voorzien op een afstand van ongeveer 46 meter vanaf de woning van [verzoeker]. Het bouwblok met een maximaal toegestane bouwhoogte van 39 meter is voorzien op een afstand van ongeveer 74 meter vanaf de woning van [verzoeker]. In de verbeelding is voorts weergegeven dat tussen de woning van [verzoeker] en het voorziene wooncomplex twee wegen, twee groenstroken van ongeveer vier meter elk en water liggen. Gelet hierop acht de voorzitter niet aannemelijk dat het uitzicht en de privacy van [verzoeker] zo ernstig zullen worden aangetast dat de raad aan deze bezwaren niet in redelijkheid minder gewicht heeft kunnen toekennen dan aan de met de bouw van het wooncomplex gediende belangen.
2.6. In de plantoelichting staat onder meer dat het plangebied de overgang vormt tussen de kleinschalige historische structuur van hoofdzakelijk individuele panden en de grootschalige bebouwing (waarvan een deel nog niet is gerealiseerd) van het Sportstad-gebied. Hierin staat verder dat aan de noord- en noordwestzijde van het plangebied is voorzien in een bouwhoogte die aansluit bij de bebouwing aan de Nieuwburen en aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied is voorzien in een hogere maximale bouwhoogte, zodat dit deel kan aansluiten bij de grootschalige bebouwing die gerealiseerd wordt in het Sportstad-gebied. Blijkens het bestemmingsplan "Sportstad Heerenveen (zuidelijk deel)", vastgesteld op 29 maart 2010, dat ziet op de gronden ten zuiden en zuidoosten van het plangebied zijn woongebouwen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 16 meter en zijn kantoorgebouwen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 42 meter. De raad heeft naar voren gebracht dat met de opzet van het voorziene wooncomplex is beoogd om aan te sluiten bij de bestaande en in ontwikkeling zijnde bebouwing in de omgeving van het plangebied. De voorzitter is van oordeel dat de raad gelet op het bovenstaande de stedenbouwkundige relatie tussen het wooncomplex en de omgeving deugdelijk heeft verantwoord en in redelijkheid in het karakter van de omgeving, waaronder de Nieuwburen, geen beletsel voor realisering van dit complex heeft hoeven zien.
Voor zover [verzoeker] aanvoert dat de materialen die gebruikt zullen worden voor het wooncomplex niet passen bij de bestaande bebouwing in de omgeving, overweegt de voorzitter dat dit geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
2.7. Het plan heeft geen betrekking op de door [verzoeker] aan de orde gestelde aanpassing van het Leidse bruggetje. Ook dit is derhalve een aspect dat bij de beoordeling van dit plan niet aan de orde kan komen.
2.8. Met betrekking tot de vrees van [verzoeker] voor schade aan zijn woning als gevolg van de bouwwerkzaamheden, is door de raad en de woningcorporatie ter zitting aangegeven dat er bij de bouwwerkzaamheden rekening gehouden zal worden met de woningen in de nabije omgeving. Daarom zal er ook geboord worden in plaats van geheid. Mocht niettemin als gevolg van de bouwwerkzaamheden schade optreden, dan zal deze, aldus de raad en de woningcorporatie, worden vergoed. Met het oog hierop zal, zo is namens de woningcorporatie ter zitting verklaard, door een onafhankelijk bureau een nulmeting gedaan zal worden bij alle woningen in de nabije omgeving van het plangebied, voordat begonnen zal worden met de bouwwerkzaamheden. Gelet hierop ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] op dit punt heeft aangevoerd geen aanleiding voor schorsing van het plan.
2.9. Voor zover [verzoeker] in zijn verzoekschrift verder nog verwijst naar de door hem tegen het ontwerpplan ingediende zienswijze, kan dit evenmin leiden tot het oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen, nu [verzoeker] niet heeft gemotiveerd waarom de reactie van de raad op de zienswijze van [verzoeker] onvoldoende was.
2.10. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. De Rooy
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2012
59-677.