201108562/1/R1.
Datum uitspraak: 18 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Mechelen, gemeente Gulpen-Wittem,
2. [appellant sub 2A]en [appellant sub 2B], beiden wonend te Mechelen, gemeente Gulpen-Wittem,
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
Bij besluit van 19 mei 2011, kenmerk BP/183, heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Mechelen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2011, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 9 augustus 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk overgelegd.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2012, waar [appellant sub 1], bijgestaan door drs. H.P.W. Havens, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Pieters, werkzaam bij adviesbureau Ruimte in Advies, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de kern van Mechelen.
2.2. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] richten zich tegen het plan, voor zover bij de vaststelling van het plan de aanduiding "bouwvlak" is toegekend aan het perceel, kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie C, nummer 8869, gelegen op de hoek Hoofdstraat/Dokter Janssenplein.
2.3. [appellant sub 1] voert aan dat er verschillen bestaan tussen de digitale verbeelding en de verbeelding op papier. Ook is naar zijn mening onduidelijk welke bestemming ter plaatse is neergelegd.
2.3.1. Het ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd op 30 december 2010. Uit artikel 1.2.3, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening volgt dat in dit geval de inhoud van het langs elektronische weg vastgestelde bestemmingsplan beslissend is. Raadpleging hiervan leidt tot de conclusie dat aan het perceel de bestemming "Centrum - 1" is toegekend met de gebiedsaanduiding "wro-zone - rode contour". Voorts is de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Voor zover [appellant sub 1] aanvoert dat het plan in zoverre strijdig is met de rechtszekerheid, faalt dit betoog.
2.4. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betogen dat ten onrechte een woning mogelijk wordt gemaakt ter plaatse van de bestaande schuur. [appellanten sub 2] betogen dat het plan in zoverre ten onrechte gewijzigd is vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan op basis van de enkele en onjuiste reden dat die aanduiding was opgenomen in het voorontwerpplan en gelet hierop sprake is van opgewekt vertrouwen ten aanzien van [belanghebbende] die eigenaar is van het perceel. Zij betogen dat niet is gebleken dat aan de keuze voor toekenning van een bouwvlak een ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Zij en ook [appellant sub 1] betogen dat de nu in het plan neergelegde ontwikkeling in 2008 uitdrukkelijk van de hand is gewezen. Dit klemt volgens [appellanten sub 2] temeer, nu de bestemming "Centrum - 1" een grotere bouwhoogte toelaat en het gebouw kan worden gebruikt ten behoeve van andere functies dan wonen. Zij vrezen met name voor de ingebruikname van het gebouw ten behoeve van horecadoeleinden.
2.5. De raad heeft het plandeel met de bestemming "Centrum - 1" ter plaatse van het perceel gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan, in die zin dat de aanduiding "bouwvlak" is toegekend. Hiertoe heeft de raad bij de vaststelling van het plan een amendement aangenomen. De raad stelt hiermee tegemoet te komen aan de zienswijze van [belanghebbende] dat het in overeenstemming is met bij [belanghebbende] opgewekt vertrouwen, ontleend aan het voorontwerp van het plan, om de bouw van een woning toe te staan.
2.6. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, van de planregels mogen op de voor "Centrum - 1" aangewezen gronden uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, geen woning zijnde;
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen,
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6, lid 6.2.2 tot en met 6.2.4.
Ingevolge lid 6.2.2 gelden voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", voor zover van belang, de volgende regels:
a. gebouwen, geen woning zijnde en woningen moeten uitsluitend en bijgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. de functies onder artikel 6, lid 6.1.1, anders dan wonen, worden op de begane grond uitgeoefend en wonen mag op de begane grond worden uitgeoefend;
c. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan:
[…] tenzij [lees: als] geen woning aanwezig is, dan is maximaal één nieuwe woning toegestaan;
d. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
e. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
f. er mag ten hoogste in twee bouwlagen worden gebouwd;
g. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
h. de dakhelling van gebouwen, geen woning zijnde mag ten hoogste 60° bedragen.
2.7. In het voorstel van het college van burgemeester en wethouders inzake de vaststelling van het bestemmingsplan staat in reactie op de zienswijze van [belanghebbende] dat in het voorontwerpbestemmingsplan abusievelijk een bouwvlak is ingetekend ter plaatse van de bestaande schuur op het perceel, maar dat in plaats daarvan de aanduiding "bijgebouwen" had moeten worden toegekend. Verder is vermeld dat het voorontwerp geen rechtvaardiging biedt om aan te nemen dat ter plaatse een bouwvlak zou worden ingetekend, omdat de bouw van een woning op het perceel niet past binnen het gemeentelijk beleid. In het vaststellingsbesluit heeft de raad de zienswijze van [belanghebbende], in afwijking van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, gegrond verklaard. Uit het daaraan ten grondslag liggende amendement volgt dat aan [belanghebbende] in 2008 is voorgehouden dat het toekennen van een woonbestemming opnieuw zou kunnen worden bezien bij de herziening van het bestemmingplan en dat met het opnemen daarvan in het voorontwerp verwachtingen zijn gewekt bij [belanghebbende]. Aan deze verwachting mag [belanghebbende] de raad houden, aldus het amendement.
2.8. Uit de stukken valt niet af te leiden dat [belanghebbende] is toegezegd dat aan de schuur een woonbestemming kan of zal worden toegekend. Het enkele opnemen van een dergelijke bestemming op de verbeelding van het voorontwerp biedt, anders dan de raad heeft aangenomen, onvoldoende aanknopingspunten en is een ontoereikende motivering voor de conclusie dat daarom ook in het bestemmingsplan een dergelijke bestemming opgenomen dient te worden. Wel kan de raad in de afweging van belangen betekenis toekennen aan hetgeen in het voorontwerp is opgenomen. Niet gebleken is evenwel dat aan het toekennen van een woonbestemming enig onderzoek of enige belangenafweging ten grondslag heeft gelegen. Het vorenstaande klemt temeer nu het college van burgemeester en wethouders een woonbestemming in 2008 nog uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen.
2.9. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel, kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie C, nummer 8869, gelegen op de hoek Hoofdstraat/Dokter Janssenplein, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.10. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 19 mei 2011, kenmerk BP/183, voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie C, nummer 8869, gelegen op de hoek Hoofdstraat/Dokter Janssenplein;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van:
- bij [appellant sub 2A]en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 925,52 (zegge: negenhonderdvijfentwintig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2A]en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 1].
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2012