ECLI:NL:RVS:2012:BW3048

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109463/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.A. Graaff-Haasnoot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering reguliere bouwvergunning voor verbouwing café/restaurant naar wooneenheden in Eindhoven

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven op 14 september 2009 geweigerd om aan [appellant] een reguliere bouwvergunning te verlenen voor de verbouwing van een café/restaurant naar zes wooneenheden op een perceel in Eindhoven. Na een bezwaarprocedure heeft het college op 31 maart 2010 het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard, maar de aanvraag buiten behandeling gesteld. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 20 juli 2011 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 18 april 2012 werd behandeld.

De Raad van State overwoog dat volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aanvrager verplicht is om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden bij een nieuwe aanvraag na een afwijzing. [Appellant] betoogde dat zijn aanvraag van 12 mei 2009 niet als een herhaalde aanvraag moest worden beschouwd, omdat hij nieuw gebleken feiten had aangedragen. De Raad van State oordeelde echter dat de aanvraag niet substantieel verschilde van eerdere aanvragen en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten waren die een hernieuwde toetsing rechtvaardigden.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid de aanvraag buiten behandeling had kunnen stellen. De omstandigheid dat een nieuw bestemmingsplan in werking was getreden, deed niet af aan de brandveiligheidseisen waaraan het bouwplan moest voldoen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201109463/1/A1.
Datum uitspraak: 18 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 juli 2011 in zaak nr. 10/1574 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2009 heeft het college geweigerd aan [appellant] een reguliere bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van een café/restaurant in zes wooneenheden aan de [locatie] te Eindhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 20 juli 2011, verzonden op 25 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.N.H. Kepers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag van 12 mei 2009 moet worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Hiertoe voert hij aan dat hij aan deze aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in dat artikel ten grondslag heeft gelegd. In dit verband wijst [appellant] op de mededeling van J. Hijzelaar, werkzaam bij de gemeente, dat de gevraagde bouwvergunning verleend zou kunnen worden. Voorts wijst hij op de omstandigheid dat ten tijde van de aanvraag van 12 mei 2009 het nieuwe bestemmingsplan "Tongelre buiten de Ring" in werking is getreden.
2.2.1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1; www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.2.2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de bouwaanvraag van 12 mei 2009 niet identiek is aan de aanvraag die aan het besluit van 18 december 2007 ten grondslag lag, faalt. Bij dit besluit heeft het college geweigerd [appellant] reguliere bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van een café/restaurant op het perceel in zes wooneenheden, omdat het bouwplan onder meer in strijd was met de daaraan te stellen brandveiligheidseisen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aan dit besluit ten grondslag liggende aanvraag verschilt van de aanvraag die heeft geleid tot het besluit van 31 maart 2010.
2.2.3. Zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, zijn in de eerdere bezwaarprocedure tegen het besluit van 18 december 2007 mededelingen gedaan door J. Hijzelaar. Uit een fax van de toenmalige gemachtigde van [appellant] van 6 juni 2008 aan de Commissie voor Bezwaarschriften van de gemeente Eindhoven volgt dat J. Hijzelaar naar aanleiding van het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 18 december 2007 geen bezwaar zag in het alsnog verlenen van de gevraagde bouwvergunning, al dan niet na aanpassing van de bouwaanvraag. Tegen het besluit van 24 juli 2008, waarbij het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 18 december 2007 ongegrond is verklaard, is echter geen beroep ingesteld, zodat het besluit van 24 juli 2008 in rechte onaantastbaar is geworden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, had [appellant], indien hij van mening was dat het college gemaakte afspraken omtrent het verlenen van een bouwvergunning niet is nagekomen dan wel het vertrouwensbeginsel heeft geschonden, tegen het besluit van 24 juli 2008 rechtsmiddelen moeten aanwenden. Van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen sprake.
Anders dan [appellant] betoogt, behoefde het college in de omstandigheid dat ten tijde van de aanvraag van 12 mei 2009 het nieuwe bestemmingsplan "Tongelre buiten de Ring" in werking is getreden, geen aanleiding te zien om de aanvraag in behandeling te nemen. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, doet de omstandigheid dat dit nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden niet af aan het feit dat het bouwplan nog steeds in strijd is met de daaraan te stellen brandveiligheidseisen.
Het betoog faalt.
2.3. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijk gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag, faalt. In de omstandigheid dat het bouwplan al geruime tijd geleden is gerealiseerd alsmede in de omstandigheid dat [appellant] beschikte over een kamerverhuurontheffing, behoefde het college in redelijkheid geen aanleiding te zien om de aanvraag toch in behandeling te nemen. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zijn dit omstandigheden die voor rekening en risico van [appellant] komen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2012
531-736.