201103398/1/A2.
Datum uitspraak: 18 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amsterdam,
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verweerder.
Bij besluit van 7 februari 2011 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om subsidie voor maatwerkadvies voor zijn woning afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2011 heeft de minister het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 april 2011.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2012, waar [appellant], in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. Zwennis en mr. K. Ulmer, werkzaam bij Agentschap NL, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 4:25, eerste lid, kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
Ingevolge het tweede lid wordt een subsidie geweigerd, voor zover door verstrekking van die subsidie het subsidieplafond overschreden zou worden.
Ingevolge artikel 4:27, eerste lid, wordt het subsidieplafond bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.
Ingevolge artikel 15.13, gelezen in verbinding met artikel 1.1, van de Wet milieubeheer kan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen activiteiten op het gebied van het milieubeheer subsidie verstrekken.
Ingevolge artikel 5 van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen (hierna: de Tijdelijke subsidieregeling), zoals deze luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, bedraagt het subsidieplafond voor het jaar 2010: € 9.500.000,00.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, voor zover hier van belang, wordt op aanvragen tot subsidievaststelling beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen.
Ingevolge artikel 1 van de Regeling vaststelling verhoogd subsidieplafond ten behoeve van afhandeling aanvragen Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen (hierna: de Regeling vaststelling), geldt bij de afhandeling van aanvragen om subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling voor 2010 een, op 15 december 2010 uitgeput zijnd, subsidieplafond van € 10.676.000,00.
2.2. De minister heeft aan het besluit van 16 maart 2011 ten grondslag gelegd, dat op 15 december 2010 het subsidieplafond van de subsidieregeling voor het jaar 2010 was bereikt en dat de aanvraag van [appellant] op 29 december 2010 is ontvangen. De aanvraag is daarom ingevolge artikel 4:25, tweede lid, van de Awb, wegens overschrijding van het subsidieplafond, afgewezen.
2.3. [appellant] betoogt dat de minister hem ten onrechte niet de gevraagde subsidie heeft verstrekt. In dit verband voert hij aan dat hij ervan uit mocht gaan dat de minister de subsidie zou verstrekken, omdat hij aan de voor hem kenbare eisen voor verstrekking heeft voldaan. Verder betoogt hij dat de minister hem ten onrechte niet over het subsidieplafond heeft geïnformeerd en hij van dit plafond niet op de hoogte was. Indien hij wel op de hoogte was geweest van het risico op afwijzing, zou hij, zo voert hij aan, geen maatwerkadvies hebben gevraagd en zou hij - naar de Afdeling begrijpt: zo hij al maatwerkadvies had aangevraagd - hebben aangedrongen op een snelle administratieve afwikkeling bij het maatwerkadviesbureau.
2.3.1. Het opnemen van een subsidieplafond in de Tijdelijke subsidieregeling betekent dat aanspraken op subsidie in totaal dit plafond niet kunnen overstijgen. Het subsidieplafond voor het jaar 2010 is op 31 december 2009 overeenkomstig artikel 4:27, eerste lid, van de Awb bekendgemaakt. [appellant] had dus van het subsidieplafond op de hoogte kunnen zijn. Anders dan [appellant] betoogt kunnen de gevolgen van de omstandigheid dat hij niet bekend was met het subsidieplafond de minister dan ook niet worden aangerekend.
Nu het subsidieplafond op 15 december 2010 was bereikt en de minister de aanvraag van [appellant] op 29 december 2010 heeft ontvangen, kon de minister ingevolge artikel 4:25, tweede lid, van de Awb niet anders dan de aanvraag afwijzen.
Dat [appellant], zoals hij betoogt, aan de voor hem kenbare eisen voor het verkrijgen van de subsidie heeft voldaan en dat ook het maatwerkadviesbureau de vergoeding van de kosten van het advies in het vooruitzicht heeft gesteld, wat daarvan verder ook zij, betekent niet dat de minister de gevraagde subsidie dan ook moet verstrekken. Artikel 4:25, tweede lid, van de Awb is zo geformuleerd dat hiervoor geen ruimte bestaat. Bij het bereiken van het subsidieplafond dient de minister de aanvraag af te wijzen. Het betoog faalt.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2012