201105375/1/A3.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 maart 2011 in zaak nr. 10/1509 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Bij besluit van 8 juni 2010 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) van zijn geboorteland van Pakistan in Bangladesh afgewezen.
Bij besluit van 12 augustus 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Quaedvlieg en P.L.M. Goor-Vrouwenraets, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, wordt een beslissing van het college om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 11 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Besluit gba) stelt de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties een systeembeschrijving vast.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling vaststelling systeembeschrijving gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 11 van het Besluit gba, gevormd door het Logisch Ontwerp gba, bedoeld in artikel 3.
Ingevolge artikel 3 is het Logisch Ontwerp gba opgenomen in bijlage II bij deze regeling.
2.2. In een door [appellant] opgevraagd beknopt overzicht van zijn persoonslijst staat vermeld dat hij op 21 januari 1961 is geboren te Chittagong, Pakistan. [appellant] heeft verzocht om wijziging van zijn geboorteland, omdat Chittagong sinds 16 december 1971 deel uitmaakt van Bangladesh.
2.3. Het college heeft zich voor zijn besluit van 12 augustus 2010 gebaseerd op de eisen die voorvloeien uit het Logisch Ontwerp, in het bijzonder het Gegevenswoordenboek en de Landelijke tabellen.
Omdat [appellant] op 21 januari 1961 is geboren te Pakistan en Bangladesh pas op 16 december 1971 is ontstaan, heeft het college het verzoek om wijziging van het geboorteland afgewezen.
2.4. Voor het oordeel of [appellant] een belang heeft bij het instellen van het hoger beroep is, anders dan het college heeft aangevoerd, de reden waarom [appellant] zijn gegevens wil corrigeren niet van belang. Het gaat er om of [appellant], indien hij gelijk heeft, met het instellen van het hoger beroep het door hem gewenste resultaat kan bereiken. Aangezien [appellant] met het instellen van hoger beroep kan bereiken dat zijn gegevens worden gecorrigeerd, heeft hij, anders dan het college heeft betoogd, een belang bij een oordeel over zijn hoger beroep.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het in de gba vermelde geboorteland op zijn persoonslijst feitelijk onjuist is, aangezien Chittagong nu in Bangladesh ligt. Volgens [appellant] heeft de rechtbank miskend dat het Logisch Ontwerp de mogelijkheid biedt wijzigingen en gebeurtenissen die van belang zijn voor de registratie, op te slaan en op te nemen in de persoonslijst. Voor zover wijziging van zijn geboorteland van Pakistan in Bangladesh niet mogelijk is, verzoekt hij om aan 'Chittagong, Pakistan' toe te voegen 'thans Bangladesh' (hierna: de toevoeging), zodat wordt aangesloten bij de actuele situatie en de doelstelling van de Wet gba.
2.5.1. Het betoog van [appellant] dat het Logisch Ontwerp de mogelijkheid tot opslag en opname van wijzigingen biedt, is een argument ter ondersteuning van de door hem in beroep reeds aangevoerde grond dat de gba en het Logisch Ontwerp ruimte bieden voor de door hem voorgestelde wijziging van zijn persoonsgegevens. Anders dan het college heeft betoogd, bevat het betoog van [appellant] derhalve geen nieuwe grond.
2.5.2. Uit het Logisch Ontwerp en de daarin vermelde Landelijke tabellen volgt dat het geboorteland van een betrokkene op diens persoonslijst wordt bijgeschreven, ook al wijzigt dat land later van naam, of gaat een streek van dat land later tot een ander land behoren. [appellant] is op 21 januari 1961 geboren in Chittagong, en niet wordt betwist dat deze plaats destijds deel uitmaakte van Pakistan. Dat betekent dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het college is gehouden Pakistan als geboorteland in de gba op te nemen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 december 2007 in zaak nr.
200704309/1), is de doelstelling van de Wet gba dat gegevens in de basisadministratie zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Weliswaar maakt Chittagong inmiddels deel uit van Bangladesh, maar dat neemt niet weg dat het gegeven dat [appellant] op 21 januari 1961 in Chittagong in Pakistan is geboren juist is. Met de rechtbank is de Afdeling daarom van oordeel dat het college het verzoek van [appellant] terecht heeft afgewezen. Het betoog faalt.
2.5.3. De aanvraag had geen betrekking op de toevoeging. Eerst ter zitting bij de rechtbank heeft [appellant] hierom verzocht. De toevoeging is daarom in deze procedure niet aan de orde. Overigens heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat, gelet op het systeem van het Logisch Ontwerp, evenmin de mogelijkheid bestaat om als geboorteplaats 'Chittagong, Pakistan, thans Bangladesh' op te nemen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012